I writing & grammar

1 / 19
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

What are we going to learn today?
  • Goals
  • Exercise
  • Video
  • Uitleg+take notes
  • Lesson up quiz
  • I writing & grammar
  • Still time? Gimkit
  • Google classroom

Slide 2 - Slide

Goals
At the end of the lesson, you will have better knowledge about
linking words.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Linking words (voegwoorden)
  • Linking words (voegwoorden) worden gebruikt om twee zinnen samen te voegen. OF Ze verbinden 2 zinnen met elkaar.

  • Linking words: and, but, because, so

  • Elke voegwoord heeft een eigen betekenis. Let's check them out!

Slide 6 - Slide

Linking word: and 
  • And--> toevoeging (addition)
Voorbeeld:
Sofia likes to use Instragram.
She uses snapchat a lot.

Sofia likes to use Instragram and she uses snapchat a lot.


Slide 7 - Slide

Linking word: but
  • But--> tegenstelling (contrast)
Voorbeeld:
I have to do my homework.
Our computer is broken.

I have to do my homework but our computer is broken.

Slide 8 - Slide

Linking word: because
  • Because--> reden/uitleg (reason/explanation)
Voorbeeld:
I bought a new phone.
I dropped my old phone.

I bought a new phone because I dropped my old phone.

Slide 9 - Slide

Linking word: so
  • So--> waarom iets gebeurd (why something happens)
Voorbeeld:
The bus is usually late.
I often cycle to school.

The bus is usually late so I often cycle to school.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Wat zijn linking words?
A
Voorzetsels
B
Voornaamwoorden
C
Voegwoorden
D
Lidwoorden

Slide 12 - Quiz

Linking words zijn woorden die....
A
context geven aan een zin.
B
meer informatie geven.
C
twee zinnen met elkaar verbinden.
D
de woorden in een zin aan elkaar koppelen.

Slide 13 - Quiz

Welke van de volgende 'linking words' geeft een tegenargument aan?
A
so
B
because
C
and
D
but

Slide 14 - Quiz

Welke van de volgende 'linking words' geeft een toevoeging aan?
A
so
B
because
C
and
D
but

Slide 15 - Quiz

Welke van de volgende 'linking words' geeft een reden/uitleg aan?
A
so
B
because
C
and
D
but

Slide 16 - Quiz

Welke van de volgende 'linking words' zegt waarom iets gebeurd?
A
so
B
because
C
and
D
but

Slide 17 - Quiz

I understand the linking words
A
yes
B
no
C
I need to practice

Slide 18 - Quiz

I Writing & Grammar
Online boek: CH5--> I writing & grammar
Exercises: 55,56,57,58
Time? 10-15 minutes
Finished? Google classroom,study for SO or something for another subject

Slide 19 - Slide