4.1 Welvaart

H4 ongelijkheid
Welkom!
Ga zitten en lees 4.1 
1 / 28
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

H4 ongelijkheid
Welkom!
Ga zitten en lees 4.1 

Slide 1 - Slide

kleurcode
blauw - wat gaan we doen en vragen
rood - leerdoelen
wit - aantekeningen (overnemen in je schrift!)
groen - opdracht

Slide 2 - Slide

Wat doen we vandaag
  • herhalen
  • doelstellingen 
  • uitleg doelstellingen
  • opdracht in tweetallen

Slide 3 - Slide

Leerdoelen
- Je weet  wat het bbp/inwoner is.
- Je kunt het verband tussen het bbp/inwoner en de verdeling van de beroepsbevolking uitleggen.
- Je begrijpt dat de armoedegrens verschilt  naar welvaartgraad.
- Je kunt landen op basis van het bbp/inwoner indelen in vier categorieën. 

Slide 4 - Slide

steeds rijker
Levensomstandigheden verbeteren wereldwijd door:
1.
2.
3.
4.

Slide 5 - Slide

steeds rijker
Levensomstandigheden verbeteren wereldwijd door:
  • verbeterde omstandigheden
  • scholing
  • beter drinkwater
  • vaccinaties
(Nog wel arme en rijke mensen, maar de grootste groep mensen zit hier tussenin.)

Slide 6 - Slide

Meten van welvaart
Twee manieren om welvaart te meten zijn:
1.  Het bruto binnenlands product per inwoner (bbp/inwoner) van de bevolking.
2. De verdeling van de beroepsbevolking.


Slide 7 - Slide

1. Bruto Binnenlands Product per inwoner
BBP/inwoner:

Alles wat in één jaar wordt verdiend in een land, gedeeld door het aantal inwoners.

Voorbeeld: In Nederland wonen 17 miljoen mensen. Het totale BBP is 697 miljard euro. Het bbp/hoofd is 697.000.000.000 : 17.000.000 = € 41.000. 

In het Afrikaanse Niger is het bbp/hoofd maar € 725.
Nederland is dus een rijker land (welvarender) dan Niger.

Slide 8 - Slide

Bruto binnenlands product per hoofd (bbp/hoofd)

Slide 9 - Slide

2. Verdeling beroepsbevolking: 

Alle mensen die werken tegen betaling + de werklozen

1. Primaire sector (halen het uit de natuur)
Landbouw, mijnbouw, visserij
2. Secundaire sector (verwerken het product uit de natuur)
Industrie, bouw
3. Tertiaire sector (maken niets, maar verlenen een dienst)
diensten

Slide 10 - Slide

voorbeeld
houthakker (primaire sector)
klompen maker (secundaire sector)
verkoper van klompen (tertiaire sector)

Slide 11 - Slide

Hoe hoger de welvaart, hoe meer mensen in de dienstensector werken.

Hoe lager de welvaart, hoe meer mensen in de landbouw werken.

Slide 12 - Slide

Aan de slag (werkblad)
- Schrijf de beroepen van de verschillende sectoren op.
- Bedenk welke beroepen werken aan een product of dienst.


Slide 13 - Slide

H4 ongelijkheid
Welkom!
Ga zitten en lees 4.1 

Slide 14 - Slide

kleurcode
blauw - wat gaan we doen
rood - leerdoelen
wit - aantekeningen (overnemen in je schrift!)
groen - opdracht

Slide 15 - Slide

Wat doen we vandaag
  • herhalen
  • doelstellingen 
  • uitleg doelstellingen
  • opdracht in tweetallen
  • opdrachten maken. 

Slide 16 - Slide

                    beroepssectoren
Alle mensen die tegen betaling werken (plus de werklozen) horen bij de beroepsbevolking. De beroepsbevolking is verdeeld in drie sectoren:
  • De primaire sector (landbouw, mijnbouw, visserij)
  • De secundaire sector (industrie, ambacht, bouw)
  • De tertiaire sector (diensten, zoals handel, verkeer en overheidsdiensten)

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Leerdoelen
- Je weet  wat het bbp/inwoner is.
- Je kunt het verband tussen het bbp/inwoner en de verdeling van de beroepsbevolking uitleggen.
- Je begrijpt dat de armoedegrens verschilt  naar welvaartgraad.
- Je kunt landen op basis van het bbp/inwoner indelen in vier categorieën. 

Slide 19 - Slide

De wereld ingedeeld op ontwikkelingsgraad
Je kunt landen op basis van welvaart en welzijn indelen in vier groepen:

  1. lage-inkomenslanden. 
  2. Lage-middeninkomenslanden
  3. Hoge-middenkomenslanden
  4. Hoge-inkomenslanden 

Slide 20 - Slide

De wereld ingedeeld op ontwikkelingsgraad
Lees de wereld in 4 delen. 
Maak van de categorieën een samenvatting.

Slide 21 - Slide

1. lage-inkomenslanden
De periferie  (armste landen)

- Veel mensen leven onder of rond de armoedegrens. ($1,90 per dag)
- Veel mensen werken in de primaire sector.
- Productiviteit van de landbouw is laag. 

Slide 22 - Slide

2. Lage-middeninkomenslanden
De semiperiferie (rol wereldeconomie neemt toe)

- Veel mensen werken in de secundaire sector 
- Fabrieken maken eenvoudige producten voor winkels in het buitenland

Slide 23 - Slide

3. Hoge-middenkomenslanden
De semiperiferie (welvaartsniveau ligt hoger dan vorige groep)

- Rol van het land in de wereldeconomie is aanzienlijk.
- Industrie maakt hoogwaardige producten.
- Meer mensen werken in de dienstensector
- Groeiende middenklassen -> consumeert luxeproducten

Slide 24 - Slide

4. Hoge-inkomenslanden
centrumlanden  (rijkste groep landen)

- Meeste mensen comfortabel leven.
- Productiviteit industrie is hoog vanwege hoge technologie.
- Werken in de tertiaire sector.

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Video

Welvaart en de verdeling van de beroepsbevolking
Wat valt je op aan de kaart?   
zie boek 

Slide 27 - Slide

Aan de slag
  • Maak alle opdrachten van P4.1
  • klaar? herhaling - en verdiepingsopdrachten online

Slide 28 - Slide