Leesvaardigheid H1 t/m H6 samenvatting

Lezen
1 / 41
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slides and 6 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Lezen

Slide 1 - Slide

Samenvatting theorie H1 t/m H6
  • leesstrategieën
  • onderwerp
  • deelonderwerp(en)
  • inleiding, slot en hoofdgedachte
  • tekstverbanden en signaalwoorden
  • tekstdoel en -soort
  • tekst en beeld

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Onderwerp

Slide 4 - Slide

Het onderwerp van een tekst
  • Iedere tekst gaat ergens over.
  • Als je het onderwerp van een tekst wilt weten, stel je jezelf de vraag: Waar gaat deze tekst over?
  • Het onderwerp schrijf je zo kort en precies mogelijk op. 
  • Je antwoord bestaat uit één of enkele woorden (geen hele zin met werkwoorden)

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Zo vind je het onderwerp van een tekst:
- kijk naar de titel
- kijk naar de illustraties (plaatjes)
- kijk naar eventuele tussenkopjes
- let op anders gedrukte woorden
- lees de eerste alinea

Als je dit doet, dan gebruik je de strategie: oriënterend lezen

Daarna schrijf je in 1 of een paar woorden op waar de tekst overgaat!

Slide 7 - Slide

Op welk leesmanier vind je het onderwerp van de tekst?
A
Globaal lezen
B
Oriënterend lezen
C
Precies lezen
D
Zoekend lezen

Slide 8 - Quiz

Hoe vind ik het onderwerp van een tekst?
A
Door alleen naar de titel te kijken.
B
Door te kijken naar de titel en tussenkopjes
C
Door de inleiding te lezen en te kijken naar de tussenkopjes.
D
Door te kijken naar de tussenkopjes, titel, illustraties en de inleiding te lezen.

Slide 9 - Quiz

Wat is het onderwerp van deze tekst?

In het schooljaar 2019-2020 gingen de centrale examens niet door vanwege Corona. Veel leerlingen vonden dit erg jammer. Ze hadden graag willen ervaren hoe het zou zijn om samen in een gymzaal de examens te moeten maken. Nu er geen examens zijn gemaakt, weten de leerlingen ook niet of ze ooit officieel geslaagd zouden zijn. Hopelijk gaan dit schooljaar de examens wel gewoon door.

Slide 10 - Open question

Deelonderwerp

Slide 11 - Slide

Een tekst bestaat vaak uit drie delen
Inleiding - middenstuk - slot.
In het middenstuk staat de meeste informatie (kern).

Er worden verschillende aspecten van het onderwerp besproken. Dit noem je: deelonderwerpen (tussenkopjes).

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Hoe vind je deelonderwerpen?
Je leest de tekst globaal.
Dit betekent: de eerste en laatste zin van alle alinea's lezen.

Als je iets wilt opzoeken, ga je zoekend lezen. 
Let dan op: tussenkopjes, anders gedrukte woorden, opvallende tekens.

Slide 14 - Slide

In welk deel van de tekst vind je de kern (het belangrijkste)?
A
inleiding
B
middenstuk
C
slot
D
inleiding en slot

Slide 15 - Quiz

Hoe bepaal je passende tussenkopjes (deelonderwerpen)?
A
door globaal te lezen
B
door zoekend te lezen
C
door oriënterend te lezen
D
door precies te lezen

Slide 16 - Quiz

Wat doe je als je in een folder de openingstijden van een dierentuin zoekt?
A
De hele tekst precies lezen
B
zoekend lezen
C
oriënterend lezen
D
globaal lezen

Slide 17 - Quiz

Inleiding, slot en hoofdgedachte

Slide 18 - Slide

Inleiding
  • Hierin wordt duidelijk wat het onderwerp van een tekst is.
  • Je vindt hier vaak een voorbeeld, een grappig verhaaltje (anekdote).
  • De lezer wordt nieuwsgierig gemaakt naar de rest van de tekst.
  • Kan uit meerdere alinea's bestaan.

Slide 19 - Slide

Slot
  • Het laatste deel van een tekst.
  • Je vindt hier een conclusie of samenvatting.
  • Er wordt naar de toekomst gekeken.
  • Er wordt aangehaakt bij de inleiding.

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

Hoofdgedachte
De hoofdgedachte is een volledige zin die samenvat wat in de tekst over het onderwerp gezegd wordt.


De hoofdgedachte vind je vaak in de inleiding of het slot van een tekst. Soms staat de hoofdgedachte letterlijk in de tekst, soms moet je de hoofdgedachte zelf samenstellen.

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

De hoofdgedachte...
A
staat altijd in de inleiding.
B
staat altijd in het slot.
C
moet je altijd zelf bedenken.
D
staat vaak in de inleiding of het slot.

Slide 24 - Quiz


Hoofdgedachte?
A
Door alle inspanningen van de gemeente wordt Zwolle gezien als een fietsstad.
B
Door het aanleggen van fietsstraten denkt de gemeente Zwolle dat de binnenstad verkeersveiliger wordt.
C
Een fietsstraat is een straat die ingericht is als een soort fietspad waar ook auto’s op mogen rijden.
D
Door de fietsstraten zijn de belangrijke fietsroutes voor fietsers en automobilisten beter herkenbaar.

Slide 25 - Quiz

De hoofdgedachte is...
A
de kernzin
B
de hoofdzaken
C
het belangrijkste van een tekst in één zin.
D
de samenvatting

Slide 26 - Quiz


Wat is de hoofdgedachte?
A
Man vindt vogelspin in fruit, dit is vrij uniek.
B
Arnhemmer Bart van den Akker houdt van druiven.
C
Albert Heijn vindt de vondst van een vogelspin uitzonderlijk.
D
De vrouw van Bart van den Akker koopt druiven.

Slide 27 - Quiz

Tekstverbanden en signaalwoorden

Slide 28 - Slide

In een goede tekst hangen woorden, zinnen en alinea's met elkaar samen. Dat noem je een tekstverband.

Je kunt een tekstverband vaak herkennen aan signaalwoorden.

Slide 29 - Slide

Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord 'ook'?
A
concluderend tekstverband
B
chronologisch tekstverband
C
redengevend tekstverband
D
opsommend tekstverband

Slide 30 - Quiz

Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord 'binnenkort'?
A
chronologisch tekstverband
B
opsommend tekstverband
C
tegenstellend tekstverband
D
toelichtend tekstverband

Slide 31 - Quiz

Het regent, maar toch schijnt de zon.
A
opsommend tekstverband
B
chronologisch tekstverband
C
tegenstellend tekstverband
D
toelichtend tekstverband

Slide 32 - Quiz

Signaalwoord ’bijvoorbeeld’ verwijst naar een
A
samenvattend tekstverband
B
toelichtend tekstverband
C
tegenstellend tekstverband
D
opsommend tekstverband

Slide 33 - Quiz

Tekstsoorten - en doelen

Slide 34 - Slide

Tekstdoelen
  • Elke tekst wordt geschreven met een reden.
  • De schrijver wil iets bereiken --> heeft een doel.
  • Dit noemen we een tekstdoel (of schrijfdoel).
  • Bij een tekstdoel hoort een tekstvorm.

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Video

Tekstdoelen en -soorten

Slide 37 - Slide

Is 'informeren' een tekstdoel of een tekstsoort?
A
Tekstsoort
B
Tekstdoel
C
Beide
D
Geen van beide

Slide 38 - Quiz

Ingezonden brief is een
A
Tekstdoel
B
Tekstsoort
C
Tekstvorm

Slide 39 - Quiz

Tekst en beeld

Slide 40 - Slide

Vaak staan er illustraties (plaatjes) bij een tekst, zoals foto's, tekeningen, schema's, kaartjes en tabellen.

Doelen:
  • de tekst verfraaien
  • de aandacht trekken
  • informatie uit de tekst verduidelijken
  • informatie uit de tekst aanvullen

Slide 41 - Slide