adverbs and adjectives

1 / 14
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Goals
At the end of class you 
- Know the difference between adverbs and adjectives
- Are able to somewhat correctly use adverbs and adjectives

Slide 2 - Slide

 Adverbs and adjectives
Bijvoeglijk naamwoord (adjective):
- Zegt iets over een zelfstandig naamwoord: mensen, dieren, dingen.
- Omschrijft meestal hoe iets of iemand is.

Bijwoord (adverb):
- Zegt iets over een werkwoord: lopen, praten, schrijven.
- Omschrijft meestal hoe iets gedaan wordt.

Slide 3 - Slide

Adverbs and adjectives
That's a perfect answer.
'perfect' is een bijvoeglijk naamwoord; zegt iets over een zelfstandig naamwoord (answer).

He sang perfectly.
'perfectly' is een bijwoord; zegt iets over een werkwoord (sing).

Slide 4 - Slide

What are differences between adverbs and adjectives?

Slide 5 - Open question

I can speak English very ...........
A
good
B
well

Slide 6 - Quiz

My grandmother always walks very _____ (slow).
A
slow
B
slowly

Slide 7 - Quiz

The garden is .....
A
beautifully
B
beautiful

Slide 8 - Quiz

She dances ......
A
wonderful
B
wonderfully

Slide 9 - Quiz


You look ..... .Didn't you sleep well?
A
tired
B
tiredly

Slide 10 - Quiz


Mom .......... removed the pot from the stove.
A
calmly
B
calm

Slide 11 - Quiz

Schrijf een zin op waar een adjective in staat.

Slide 12 - Open question

Schrijf een zin op waar een adverb in staat.

Slide 13 - Open question

Slide 14 - Slide