les 6 - P2 - dinsdag 12 december 2023

Les 6 - periode 2 - dinsdag 12 december 2023
1 / 14
next
Slide 1: Slide
SpaansMBOStudiejaar 1

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Les 6 - periode 2 - dinsdag 12 december 2023

Slide 1 - Slide

¿Qué hacemos hoy?
Leerdoelen:

1. Ik leer het werkwoord 'poder' (=mogen/kunnen) vervoegen en begrijpen in alle enkelvoudsvormen
2. Ik leer het werkwoord 'querer' (=willen) vervoegen en begrijpen in alle enkelvoudsvormen




Slide 2 - Slide

Het werkwoord 'poder'
Bij ‘poder’ (=kunnen/mogen) treedt de zgn. 
klinkerwisseling op, 
bij de 1e, 2e, 3e en 6e persoon:     o --> ue

Na een vervoeging van 'poder' komt een heel werkwoord

Mañana puedo ir contigo.            Morgen kan ik met je meegaan.
¿Puedes ayudarme?                       Kun je me helpen?

Slide 3 - Slide

Poder (=mogen/kunnen)
PODER wordt gebruikt om aan te geven of je de mogelijkheid of de capaciteit hebt om iets wel of niet te (gaan) doen, bijvoorbeeld:

Hoy no puedo ir al cine.   Vandaag kan ik niet naar de bioscoop.
No puedes viajar porque no tienes dinero.
Je kunt niet reizen omdat je geen hebt.

Slide 4 - Slide

Het werkwoord 'querer' (=willen)
Bij 'querer' (=willen) vindt ook een 
klinkerwisseling plaats in de 1e, 2e, 3e 
en 6e persoon:           e --> ie

Quiero reservar una habitación
Ik wil een kamer reserveren.

¿Quieres comer algo?
Wil je iets eten?

Slide 5 - Slide

Querer (=willen óf houden van...)
QUERER wordt gebruikt om aan te geven
wanneer iemand iets wil, óf om aan te 
geven dat je van iemand houdt...

¿Quieres abrir la ventana?           Wil je het raam opendoen?
¿Quiere (usted) tomar el ascensor?       Wilt u de lift nemen?
No quiero estudiar.                        Ik wil niet studeren.

Slide 6 - Slide

Oefenblad 'poder' en 'querer' 
  • Maak de oefeningen op het oefenblad
  • Werk samen in twee- of drietallen 
  • Bewaar het oefenblad tussen je boek (blz. 46)
timer
10:00

Slide 7 - Slide

Las respuestas (=de antwoorden)
1.


2a. Mi hermana no puede venir mañana.
2b. El lunes puedo trabajar.
2c. ¿Puedes viajar en tren?
2d. Mi mamá no puede hablar contigo. No tiene tiempo. 

yo
puedo
puedes
él/ella/usted
puede

Slide 8 - Slide

Las respuestas (=de antwoorden)
3a. Mijn zus kan morgen komen.
3b. Maandag kan ik werken.
3c. Kun je met de trein reizen?
3d. Mijn moeder kan niet met je praten. Ze heeft geen tijd.
4. 

yo
quiero
quieres
él/ella/usted
quiere

Slide 9 - Slide

Las respuestas (=de antwoorden)
5a. ¿Señor Juárez Pérez, quiere reservar una habitación?
5b. No quiero trabajar todo el día.
5c. ¿Inéz, quieres comprar un teléfono nuevo?
5d. Quiero un pastel de chocolate. ¡Tengo hambre!

Slide 10 - Slide

Las respuestas (=de antwoorden) - 6
  • Mañana no quiero estudiar.
  • Mi padre puede trabajar el viernes.
  • ¿Quieres ayudarme?
  • Señora García no puede venir hoy.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

La clase de mañana
Morgen besteden we een deel van de les aan een leesvaardigheidstoets (telt 1x). Je kunt hier niet echt voor leren, het gaat om begrijpend (Spaans) lezen.

TIP --> Wél kun je de aantekeningen en de woordenlijsten (StudyGo) doornemen om je woordenschat op te frissen

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide