Kapitel 3 E Grammatik

Guten Tag!
1 / 43
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo g, t, havoLeerjaar 1,2

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Guten Tag!

Slide 1 - Slide

Lernziele für heute
Je kunt het geslacht van zelfstandige naamwoorden bepalen.

Slide 2 - Slide

der      /   die     /   das     /     die
... Mann
... Vater
... Stier
... Lehrer
.... Polizist
... Frau
... Mutter
... Kuh
... Lehrerin
.... Polizistin
... Kind
... Mädchen
... Herz
... Baby
.... Handy
... Kinder
... Mädchen
... Herzen
... Männer
.... Handys

Slide 3 - Slide

Der, die und das
De lidwoorden in het Nederlands:
de en het
worden in het Duits aangegeven met:
der, die und das

Het is handig om bij de uitleg aantekeningen te maken!

Slide 4 - Slide

Geslacht: der, die of das? 

Hoe kun je weten of een woord der, die of das is? 
mannelijk: der 
vrouwelijk: die 
onzijdig: das

Slide 5 - Slide

mannelijk = der
dieren van het mannelijke geslacht 
  • bijv. der Stier, der Wolf, der Hahn 

de namen van de dagen, maanden, jaargetijden, windrichtingen 
  • bijv. der Sonntag , der Januar, der Sommer, der Norden

Slide 6 - Slide

vrouwelijk = die
dieren/personen van het vrouwelijk geslacht 
  • bijv. die Kuh = de koe, die Lehrerin = de lerares

woorden, die eindigen op: 
  • -schaft, -ei, -heit, -ung, -keit, -ion, -ität 
  • Freundschaft, Bäckerei, Freiheit, Übung, Möglichkeit, Information, Flexibilität
De meeste woorden die op een -e eindigen zijn vrouwelijk, dus die


Slide 7 - Slide

onzijdig = das
hele werkwoorden die als zelfstandig naamwoord gebruikt worden 
  • bijv. das Hoffen, das Denken, das Essen, das Lesen

woorden eindigend op -chen of -lein (betekenis: -tje) 
  • bijv. das Löffelchen = het lepeltje, das Mädchen = het meisje

De meeste woorden waar je "het" voor staat, zijn in het Duits das

Slide 8 - Slide

de lidwoorden

der = deze woorden zijn mannelijk       --> der Mann

die = deze woorden zijn vrouwelijk      --> die Frau

das = deze woorden zijn onzijdig          --> das Kind

Slide 9 - Slide

Waar vind je informatie over deze grammatica in het boek?
1. Blz. 82 
2. Blz. 101

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Laten we het huiswerk nakijken!

Slide 15 - Slide


der

die
das
vrouwelijke dieren
mannelijke dieren
mannelijke personen
vrouwelijke personen
mannelijke beroepen (zonder -in)
vrouwelijke beroepen (met -in)
dingen eindigend op -e
woorden eindigend op -ung, -heit, -keit, -schaft
het-woorden in het Nederlands. 
meervoud

Slide 16 - Drag question

Opa
A
der
B
die
C
das

Slide 17 - Quiz

Straße
A
der
B
die
C
das

Slide 18 - Quiz

Kind
A
der
B
die
C
das

Slide 19 - Quiz

Freund
A
der
B
die
C
das

Slide 20 - Quiz

Übung
A
der
B
die
C
das

Slide 21 - Quiz

Mädchen
A
der
B
die
C
das

Slide 22 - Quiz

Adresse
A
der
B
die
C
das

Slide 23 - Quiz

Jahr
A
der
B
die
C
das

Slide 24 - Quiz

Cousine
A
der
B
die
C
das

Slide 25 - Quiz

Schwester
A
der
B
die
C
das

Slide 26 - Quiz

Haustier
A
der
B
die
C
das

Slide 27 - Quiz

Fröhlichkeit
A
der
B
die
C
das

Slide 28 - Quiz

der, die oder das?

Oma
A
der
B
die
C
das

Slide 29 - Quiz

der, die oder das?
Stunde

A
die
B
der
C
das

Slide 30 - Quiz

der, die oder das?

Bruder
A
der
B
die
C
das

Slide 31 - Quiz

der, die oder das?

Junge
A
der
B
die
C
das

Slide 32 - Quiz

___ Hotel.

A
der
B
die
C
das

Slide 33 - Quiz

___ deutsche Sängerin.

A
der
B
die
C
das

Slide 34 - Quiz

___ Suppe.

A
der
B
die
C
das

Slide 35 - Quiz


___ Rapper.
A
der
B
die
C
das

Slide 36 - Quiz

___ Kinder.

A
der
B
die
C
das

Slide 37 - Quiz

___ Stier.
A
der
B
die
C
das

Slide 38 - Quiz

___ Mädchen.
Das ist ____ Mädchen.
A
der
B
die
C
das

Slide 39 - Quiz

___ Hausaufgaben.
A
der
B
die
C
das

Slide 40 - Quiz

Pak je boek en ga naar bladzijde 85. 
We gaan naar het liedje luisteren. Vul in de lidwoorden.

Slide 41 - Slide

Slide 42 - Video

Aan de slag!
Buch Seiten 82, 83, 84

Slide 43 - Slide