6.3 Cultuur en samenleving

6.2 en 6.3
 Cultuur en samenleving
1 / 33
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 7 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

6.2 en 6.3
 Cultuur en samenleving

Slide 1 - Slide

Wanneer was de Iraanse Revolutie?
A
1967
B
1973
C
1979
D
1991

Slide 2 - Quiz

Wat gebeurde er tijdens de Iraanse revolutie?
A
Een dictator werd afgezet door een democraat
B
Een Islamitische dictator werd afgezet door een prowesterse dictator
C
Een democraat werd afgezet door een dictator
D
Een prowesterse dictator werd afgezet door een Islamitische dictator.

Slide 3 - Quiz

Wat was het doel van Osama bin Laden met de aanslagen in de VS
A
Hij wil de Amerikanen straffen.
B
Hij wil de Amerikaanse samenleving veranderen.
C
Hij wil Israël verdedigen.
D
Hij vindt dat Amerika zich teveel bemoeit met Afghanistan.

Slide 4 - Quiz

Wat waren twee gevolgen van 9/11
A
Amerika verklaarde de oorlog aan het terrorisme.
B
Nederland gaf veel geld aan Amerika om het terrorisme tegen te gaan.
C
Amerika verklaarde de oorlog aan het Midden-oosten
D
Amerikaanse soldaten verdreven regeringen in het Midden-Oosten. Dit leidde tot grote verwarring.

Slide 5 - Quiz

Wat is een juiste omschrijving van het begrip: informatiemaatschappij?
A
Samenleving waarin veel mensen informatie uit boeken halen.
B
Een maatschappij waarin de een meer weet dan de ander.
C
Een samenleving die voornamelijk van de landbouw leeft.
D
Samenleving waarin veel mensen ICT-gebruiken (en zo aan veel informatie kunnen komen).

Slide 6 - Quiz

Wat is de juiste omschrijving van het begrip: globalisering?
A
Een globaler beeld van de wereld krijgen.
B
Een groeiende verbodenheid op de wereld op het gebied van economie.
C
Dat de wereld ronder wordt.
D
Een groeiende economie over de hele wereld waar iedereen voordeel aan heeft.

Slide 7 - Quiz

Wat zijn ontwikkelingslanden?
A
Arme landen die hun economie willen ontwikkelen.
B
Rijke landen die steeds ontwikkelen.
C
Arme landen die zich steeds meer ontwikkelen en zo gelijk worden aan de westerse wereld.

Slide 8 - Quiz

Na 1950 groeide de wereldbevolking erg snel doordat:
A
De hulp aan ontwikkelingslanden erg goed werkte.
B
Minder mensen dood gingen aan honger, ziekte en geweld.
C
In de Westerse wereld minder mensen dood gingen door armoede.
D
Mensen in China langer leefden.

Slide 9 - Quiz

Lesdoelen:
Aan het einde van de les leer je;
  • hoe de informatiemaatschappij ontstond;
  • wat veranderde in ontwikkelingslanden;
  • hoe de economie van enkele Aziatische landen snel groeide.

Slide 10 - Slide

Globalisering
  • Door de communicatietechnologie en dat mensen makkelijker kunnen reizen (vliegtuig) ontstond steeds meer globalisering;
  • Veel multinationals (grote ondernemingen) die overal op de wereld bedrijven hebben) gingen de productie verplaatsen naar lage lonen landen.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Ontwikkelingslanden
  • Zijn landen die zich willen ontwikkelen tot industriële samenlevingen.
  • Liggen in Zuid-Amerika, Afrika en Azië.
  • Ontwikkelingslanden worden ook wel derde wereldlanden genoemd.
  • Vaak armoede

Slide 14 - Slide

Vluchtelingen kamp Ethiopië (1985)

Slide 15 - Slide

Tegenstelling tussen rijke landen en ontwikkelingslanden
  • Ontwikkelingslanden arm
  • Rijke landen hebben hoger opgeleide bevolking.
  • Rijke landen hebben vaak de bedrijven in handen en de kennis.
  • Rijke landen laten heel veel produceren in lage lonen landen.
  • Rijke landen langzame bevolkingsgroei, ontwikkelingslanden snelle en grote bevolkingsgroei

Slide 16 - Slide

De milleniumdoelen

Slide 17 - Slide

aan het eind van de les:
  • weet je hoe na de wederopbouw de welvaart is gestegen
  • kun je verklaren hoe de welvaart leidde tot individualisme
  • ken je het ontstaan en de kenmerken van verschillende  jongerenculturen 

Slide 18 - Slide

Wederopbouw
  • nl na WOII: grote delen verwoest -> herstel NL
  • Zuinig leven: lage lonen
  • 1950: wederopbouw voltooid -> welvaart 
  • welvaart: jongeren gaan langer naar school, bijbaantjes
  • Individualisme: eigen keuzes maken -> afzetten autoriteiten + ontstaan jongerenculturen  

Slide 19 - Slide

Consumptiemaatschappij
Mensen hielden meer geld over voor luxeproducten.
- Radio
- Koelkasten
- Stofzuigers
NL werd een consumptiemaatschappij
Vrije markt

Slide 20 - Slide

Nozems
  • jaren 50 
  • Rock & Roll
  • Brommers
  • Vetkuiven en leren jassen
  • 'grease'  

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video

Provo
  • jaren 60
  • 'provoceren' 
  • protesteren (tegen alles)
  • lang haar
  • pacifisme 

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Video

Slide 25 - Video

Hippie
  • eind jaren 60 & begin 70
  • 1969: summer of love, woodstock 
  •  'Make love, not war'
  • afkeer tegen de consumptiemaatschappij
  • experimenteren met psychedelische drugs 

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Video

Punk
  • jaren 70/ 80
  • economische achteruitgang  leidt tot afkeer overheid
  • anarchisme 
  • felgekleurd haren, hanenkammen en zwarte kleding  

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Video

Slide 30 - Video

Gabbers
  • jaren 90
  • hardcore & hakken
  • geschoren haren, airmax en trainingspakken
  • zorgen vergeten in het weekend met feesten
  • XTC  

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Video

Nu jullie
je maakt een poster over een jeugdcultuur
Wat komt er tenminste op de poster?
  1. naam van de jeugdcultuur
  2. Belangrijkste kenmerken (kleding, muziek, activiteiten)
  3. Belangrijke gebeurtenissen en personen
  4. Symbolen, tekeningen e.d. die passen bij de jeugdcultuur om de poster visueel aantrekkelijk te maken
  5. denk aan: Hippies, Provo's, Nozems, Gabbers, Punkers


Slide 33 - Slide