V6 Examenworkshop

Welkom bij de examentraining geschiedenis
Wie herken je?
Schrijf op! 
1 / 34
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom bij de examentraining geschiedenis
Wie herken je?
Schrijf op! 

Slide 1 - Slide

Programma en doelen
  • Opwarmen met kenmerkende aspecten en tijdvakken

  • De syllabus

  • Vaardigheden

  • Aanpak voorbeeldvraag 

Slide 2 - Slide

Tip 1
  • Scan van te voren even je examen:

  • Hoeveel vragen, hoeveel punten?

  • 3 klokuren 

  • Bouw een marge in om te checken (20-15m) 

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Informatie uit de syllabus
Kun je per HC onder elkaar zetten. 
Steden en burgers Lage Landen 1050-1700
Verlichting 1650-1900
Duitsland in Europa 1918-1991
China 1842-2001
- 1302 Guldensporenslag
- Congres van Wenen 1814-1815
- Herziening Grondwet
- Versailles 1919
- Dolkstootlegende
-
-
-

- Ongelijke
   verdragen:

- Republiek China
   1912
- Sun Yatsen

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Oefenen met ka's en tijdvakken

Slide 8 - Slide

timer
2:00

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Deze vraag maak je op papier!
timer
4:50

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Tijdvak 3
Tijdvak 4
centralisatie 
hofstelsel
Bonifatius
kerstening
gildes
kruistochten
eerste banken
Islam komt op
Karel de Grote
herendiensten
Handel keert terug
stadsrechten

Slide 13 - Drag question

Alle verlichte denkers waren atheïsten.
Waar 
Niet waar
Volgens de verlichting moest de onwetendheid licht brengen in de duisternis van de rede.
Verlichte denkers wilden alles met hun gevoel begrijpen.
De verlichting was een gevolg van de wetenschappelijke revolutie in de 17e eeuw.
De verlichting ontstond in westerse landen.
Verlichte denkers vonden dat God niet meer moest ingrijpen in het leven.

Slide 14 - Drag question

Horen de uitspraken van absolute vorsten of verlichte denkers?
Absolute vorsten
Verlichte denkers
Als bestuurders slecht besturen, moeten ze vervangen worden
Elke staat moet een grondwet hebben
De macht moet verdeeld zijn tussen de regering, het parlement en de rechters
Een koning hoeft zijn besluiten niet uit te leggen
Iedereen moet zich aan de wet houden
Mensen hebben mensenrechten
Koningen hebben hun macht van het volk gekregen
Koningen hebben hun macht van God gekregen

Slide 15 - Drag question

Tijdvak 10
Tijdvak 7
Tijdvak 9
Tijdvak 8
verlichting
Sociale kwestie
hegemonie
Abolitionisme
Wereldoorlog
Atoomoorlog

Slide 16 - Drag question

Tip 2, syllabus blz. 29 e.v.
  • Overzicht van de kenmerkende aspecten (zonder tijdvak)
  • Korte toelichting op de oriëntatiekennis (wat moet je vooral weten?) 
  • Koppeling ka aan historische context

Slide 17 - Slide

Tip 3: Chronologievragen (vaardigheid), blz. 
  • Ordenen van informatie

  • Vaak verwijzing naar een ka of een tijdvak

  • Probeer die verwijzing te vinden en markeer deze met een markeerstift. 

  • Maak de vraag op papier!

Slide 18 - Slide

timer
2:00

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Wat was verwarrend in deze chronologievraag?

Slide 21 - Open question

De syllabus
  • Stofomschrijving examen

  • Namen, jaartallen, ontwikkelingen, onderwerpen, kenmerkende aspecten bij de deelvragen in de syllabus

  • Basis voor het examen en de katernen!

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Tip 4: continuïteit en verandering (blz. 18)
  • Veranderingen: snel, plotseling of juist geleidelijk

  • Continuïteit: onveranderlijk of wat over perioden niet of nauwelijks
      veranderd.

  • Herken het verschil, zorg dat je het kunt beschrijven!

  • Voorbeeld aan de hand van een vraag: 

Slide 26 - Slide

De gewesten van de Lage Landen onder Karel V en Filips II kenden een stadhouder.
Dit geldt ook voor de opstandige gewesten en de
Republiek. Er is zowel sprake van continuïteit als
verandering. Leg dit uit: (denk aan de structuur!)
timer
3:50

Slide 27 - Open question

Tip 5: Betrouwbaarheid en representativiteit (blz. 13)
Betrouwbaarheid
  • Welk antwoord op de vraagstelling geeft de bron
  • Wanneer gemaakt en met wel doel
  • Feiten, meningen, objectief, subjectief?
  • Welke bronnen
  • Standplaatsgebondenheid?
  • Ooggetuige?

Slide 28 - Slide

Representativiteit
  • Voor hoeveel mensen geldt de inhoud van de bron?
  • Gehele bevolking, deel van de bevolking, kleine groep, 1 persoon?
  • Wat wordt er precies bevraagd? 

  • Bij het beantwoorden van de vraag: let op de structuur en laat het onderwerp terugkomen (tip 6)

Slide 29 - Slide

timer
4:00

Slide 30 - Slide

Tip 7: de aanpak van de vraag
  • Heb je dit bij de vorige vraag toegepast?

  • Herhaal (de kern) van de vraag in je antwoord (zorg dat het onderwerp duidelijk is)
  • Vergeet je uitleg niet als dit gevraagd wordt: geen uitleg, geen punten
  • Moet je 2 redenen geven, doe dit dan. Schrijf er niet meer op, deze worden niet nagekeken.
  • Als er bij een vraag wordt verwezen naar de bron, gebruik dan de bron in je antwoord. Niet: zie bron. Duidelijk een parafrase, citaat of een beeldelement geven.
  • Moet je iets uitleggen met een zinsdeel, schrijf dat zinsdeel dan uit.

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Welke tips heb je nog voor je medeleerlingen?

Slide 33 - Mind map

Mijn tip: kijk zelf niet na! Ik vertel je straks waarom.
Heeft deze les aan je verwachtingen voldaan? Waarom wel, waarom niet?

Slide 34 - Open question