Plaatjes - Nederlands in Gang

■ zich voorstellen 
■ informatie vragen 
■ adres en land van herkomst 
■ landen / talen / nationaliteiten 
■ telwoorden 
■ alfabet 
■ spellen 
■ begroeten en afscheid nemen 
■ personaal pronomen + werkwoord
1 / 13
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 13 slides, with text slides.

Items in this lesson

■ zich voorstellen 
■ informatie vragen 
■ adres en land van herkomst 
■ landen / talen / nationaliteiten 
■ telwoorden 
■ alfabet 
■ spellen 
■ begroeten en afscheid nemen 
■ personaal pronomen + werkwoord

Slide 1 - Slide

■ familierelaties
■ beschrijven van mensen 
■ seizoenen, maanden, dagen 
■ de klok 
■ zinsstructuren
■ possessief pronomen 
■ uitspraak a - aa en o - oo

Slide 2 - Slide

■ bestellen en afrekenen
■ bedanken 
■ artikel
■ rangtelwoorden
■ diminutief
■ structuur hoofdzin met inversie
■ enkele / dubelle klinkers

Slide 3 - Slide

■ vragen en vertellen hoe het gaat
■ een voorstel doen 
■ een afspraak maken
■ positief / negatief reageren
■ zullen
■ uitspraak e - ee en u - uu

Slide 4 - Slide

■ vragen / zeggen wat je wilt kopen
■ de prijs en betalen
■ groente en fruit
■ pluralis
■ adjectief
■ imperatief
■ u - uu
 Op de markt
5

Slide 5 - Slide

■ vragen hoe iemand iets vindt
■ beoordelen 
■ gangen / bestek / een fooi geven
■ modale werkwoorden
■ uitspraak i - ie 

Slide 6 - Slide

■ kleding kopen
■ de maat het model en passen
■ kleuren
■ comparatief en superlatief
■ demonstratief pronomen
■ objectvorm personaal pronomen
■ uitspraak eindklank
 In een kledingzaak
7

Slide 7 - Slide

■ soorten woonruimte
■ in en bij het huis 
■ meubels
■ negatie 
■ preposities 
■ conjuncties: nevenschikkend 
■ uitspraak ij / ei - eu - ie

Slide 8 - Slide

■ klachten beschrijven
■ reageren op vragen van de dokter 
■ lichaamsdelen
■ dagdelen 
■ perfectum 
■ uitspraak: eind -n

Slide 9 - Slide

■ zeggen dat je iemand niet verstaat / begrijpt
■ vragen hoe je iets zegt in het Nederlands 
■ bedoelen en betekenen
■ fietsonderdelen 
■ imperfectum (+ modale werkwoorden)
■ perfectum of imperfectum
■ uitspraak: ui, ou / au

Slide 10 - Slide

■  iemand feliciteren 
■ vragen en vertellen over werk, studie en hobby‘s
■ reacties geven 
■ reflexieve werkwoorden 
■ uitspraak: oe – u – uu

Slide 11 - Slide

■  de weg vragen / wijzen 
■ demonstratief pronomen 
■ beschrijven wat je ziet
■ scheidbare werkwoorden 
■ uitspraak: -isch en -tie

Slide 12 - Slide

■  mening vragen / geven 
■ praten over koetjes en kalfjes 
■ zullen
■ conjuncties onderschikkend
■ uitspraak: -lijk en -ig

Slide 13 - Slide