Les 1 en 2

H5 Evolutie
Gelukkig en goed 2019!!!

Tijd voor een frisse start (laatste SE)

Laatste deel SE van SE 1 is evolutie, neem jullie meer bij de hand voor betere resultaten. Verwacht dat jullie deze hand aanpakken!
1 / 33
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H5 Evolutie
Gelukkig en goed 2019!!!

Tijd voor een frisse start (laatste SE)

Laatste deel SE van SE 1 is evolutie, neem jullie meer bij de hand voor betere resultaten. Verwacht dat jullie deze hand aanpakken!

Slide 1 - Slide

Planning
Uitleg extra hulp methode H5. 
Keuze noteren
Start uitleg B1 met behulp van film
Aan de slag met werkboek.

Slide 2 - Slide

Extra begeleiding
5 werkbladen (handig voor leren toets)(kijk ik na voor SE)
Werkboek goed bijhouden 
1 bijles sessie in week voor SE-Deel

Voorwaarden: Jij bent eigenaar en werkt hiervoor.

Niet mee doen mag ook, eigen verantwoordelijkheid.

Slide 3 - Slide

Darwin 1809 - 1882

Slide 4 - Slide

0

Slide 5 - Video

2 Soorten

Micro evolutie:

Het ontstaan van de aarde en het ontstaan van nieuwe levensvormen.

Macro evolutie:

Het veranderen van de soorten op aarde.

Slide 6 - Slide

Evolutietheorie
De miljoenen levende soorten organismen op aarde zien er allemaal verschillend uit. 

Biologen vinden dat de organismen op aarde in de loop van miljoenen jaren zijn ontstaan en zijn veranderd. 

Evolutie is de ontwikkeling van het leven op aarde.
Tijdens de evolutie ontstaan, veranderen en/of verdwijnen soorten.
Leren

Slide 7 - Slide

De evolutietheorie
De evolutietheorie is vanaf de 18e eeuw ontwikkeld door Charles Darwin. 
De theorie is niet te bewijzen. Er zijn wel veel feiten de de theorie ondersteunen. 
De feiten zijn de argumenten voor de evolutietheorie. 


De evolutietheorie gaat uit van:

- variatie in genotypen 
- natuurlijke selectie
- het ontstaan van nieuwe soorten

Slide 8 - Slide

1. Verandering in genotypen
Lees blz. 220. 

Hier vind je dat verandering in genotypen op 2 manieren kan plaatsvinden. Noteer deze in je aantekening (werkblad).

Daarna bespreken we deze
timer
4:00

Slide 9 - Slide

0

Slide 10 - Video

Stappenplan natuurlijke selectie 
1. Niet alle individuen van dezelfde soort zijn gelijk (kijk naar mens).
2. Die het beste passen in de omstandigheden en in het gebied hebben op dat moment meer overlevingskans.
3. Ook meer kans op voortplanting, dus om dit door te geven aan nakomelingen.
4. Na vele jaren zie je (bij ongeveer gelijkblijvende omstandigheden) deze variant van de soort (bijna) alleen nog maar en zijn andere varianten (bijna) verdwenen).

Slide 11 - Slide

2 x let op bij dit stappenplan
1. Omgeving kan veranderen. Je bent (survival of the fittest) niet de beste, maar de beste in deze omstandigheden.

2.  Individu kan zijn genotype niet aanpassen, aanpassing gebeurt door generaties heen door proces natuurlijke selectie.

Vraag 6 samen doen van opdracht 1

Slide 12 - Slide

In de tuin: Natuurlijke selectie
‘s Winters stikt het van de musjes in de achtertuin. Leuk gezicht, maar ze komen niet allemaal even goed de winter door. Sommige mussen overleven het niet omdat ze badderen in een plasje smeltwater en doodvriezen op de schutting. Andere mussen vergaan van de honger, kleumend op een takje. Hun snaveltjes hebben net niet de juiste kromming om goed te kunnen snoepen van de vetbollen en pinda’s die mensen voor ze ophangen. Maar een derde soort mus – toevallig net iets anders dan de eerste twee – blaakt van gezondheid. Deze mussen blijven uit het water en overleven de vrieskou door hun buik rond te eten. In de lente gaan zij als eerste met takjes en wormpjes in de weer, helemaal klaar voor een nieuw nestje.

Dit is evolutie in actie. In barre omstandigheden zoals een strenge winter blijkt een toevallige aanpassing aan de soort – een net iets handiger gevormde snavel – enorm belangrijk. Ze moeten immers lang genoeg leven om nakomelingen te maken. En omdat die nakomelingen ook weer die handige snavel erven, zullen zij de volgende winter beter doorkomen dan onhandig gesnavelde musjes. Die zijn dan na een vorstperiode zo verzwakt, dat ze niet meer aan kinderen maken toekomen. Als je er goed over nadenkt is het heel logisch: na verloop van tijd zijn er voornamelijk mussen van de derde soort, die elke winter smullen van de pinda’s aan de schutting.

Slide 13 - Slide

De grondlegger van de evolutietheorie
A
Lamarck
B
De Vink
C
Darwin
D
Beethoven

Slide 14 - Quiz

Natuurlijke selectie
A
individuen met een betere aanpassing aan het milieu hebben een grotere overlevingskans en een grotere kans op nakomelingen
B
Twee soorten worden raken eerst geisoleerd van elkaar en komen daarna weer samen.
C
Natuurlijke selectie vindt plaats in dierentuinen
D
In MH2J vindt natuurlijke selectie plaats door de eeuwen heen

Slide 15 - Quiz

Variatie in genotypen
Wat is waar?
A
Ontstaan door verandering in het fenotype
B
Ontstaan in de nakomelingen door geslachtelijke voortplanting

Slide 16 - Quiz

Evolutie
A
Theorie die uitgaat van variaties in genotypen, natuurlijke selectie en het ontstaan van nieuwe soorten
B
ontwikkeling van het leven op aarde waarbij soorten ontstaan, veranderen of verdwijnen

Slide 17 - Quiz

Evolutietheorie
A
De theorie die uitgaat van dezelfde genotypen, natuurlijke selectie en het ontstaan van nieuwe soorten
B
Theorie die uitgaat van variaties in genotypen, natuurlijke selectie en het ontstaan van nieuwe soorten

Slide 18 - Quiz

Bij een diersoort komen veel variaties in genotypen voor. Wat is waar?
A
Dat soort heeft een grotere overlevingskans
B
Dit is een probleem bij verandering in de milieuomstandigheden

Slide 19 - Quiz

Als bij een soort veel verschillende genotypen voorkomen, heeft deze soort een ... (vul in) ... overlevingskans.
A
kleinere
B
grotere

Slide 20 - Quiz

Door veel variatie in genotypen zijn er ook meer verschillende fenotypen.
A
juist
B
onjuist

Slide 21 - Quiz

Waarbij behoren organismen die samen vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen?
A
dezelfde soort
B
dezelfde stam
C
alleen hetzelfde ras
D
Hetzelfde rijk

Slide 22 - Quiz

Aan de slag
Maken opdracht 1 en 2 van 5.1 

let op vraag 9 en 10 nog geen uitleg over gehad maar kan je wel opzoeken in je tekstboek. 
timer
15:00

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Link

0

Slide 25 - Video

Het ontstaan van nieuwe soorten
Een soort heeft meer overlevingskansen als er veel verschillende genotypen en fenotypen voorkomen. Als er bijvoorbeeld verandering van het klimaat is (de milieuomstandigheden veranderen), is de kans dan groot dat een paar organismen van die soort het overleven. Zij zijn het meest aangepast aan het nieuwe klimaat en zullen het overleven en zich voort kunnen planten. De organismen van de oorspronkelijke vorm overleven het niet en sterven uit. De soort is dan veranderd, de nieuwe organismen hebben een nieuwe afwijkende vorm.
De oude vorm en de nieuwe vorm kunnen ook naast elkaar blijven bestaan. Als die organismen zich onderling kunnen voortpanten en vruchtbare nakomelingen voortbrengen, behoren ze tot hetzelfde soort. Er kunnen verschillende vormen van één soort ontstaan.  
een soort
Organismen die samen vruchtbare nakomelingen kunnen voortbrengen
1
een ras
Verschillende vormen van één soort:
Hondenras: herdershond, Deense dog, Chiwawa
2

Slide 26 - Slide

Isolatie
Als verschillende vormen van een soort van elkaar gescheiden raken noem je dat isolatie. Dit kan bijvoorbeeld komen door een rivier, een zee, ijs, bergen of een woestijn. 

De vormen zullen dat steeds meer van elkaar verschillen omdat ze zich gedurende lange tijd aanpassen aan de omgeving.

Zo ontstaan er twee verschillende soorten. Deze kunnen geen vruchtbare nakomelingen voortbrengen.            
timer
10:00

Slide 27 - Slide

Isolatie
A
groepen organismen van dezelfde soort leven samen
B
groepen organismen van verschillende soorten leven samen
C
groepen organismen van dezelfde soort trekken naar elkaar toe
D
groepen organismen van dezelfde soort raken van elkaar gescheiden

Slide 28 - Quiz

Hoe noem je het proces dat ervoor zorgt dat organismen van dezelfde soort steeds meer van elkaar gaan verschillen?
A
evolutie
B
evolutietheorie
C
isolatie

Slide 29 - Quiz

Enkele kenmerken van dieren zijn:
1. Een sneeuwhaas is wit in de winter en bruin in de zomer.
2. Een kameleon kan van kleur veranderen.
3. Planteneters hebben plooikiezen om moeilijk te verteren planten fijn te malen.

Wat zijn aanpassingen?
A
Alle drie
B
De sneeuwhaas
C
De sneeuwhaas en de kameleon
D
De sneeuwhaas en de planteneters

Slide 30 - Quiz

Aan de slag
Verplicht:
Opdracht 1 t/m 4 afhebben en nakijken.
keuze:
1. Extra uitleg via bioplek (link hierna)
2. Uitleg met koppeling erfelijkheid (herhaling vorig hoofdstuk) (link2)
3. Stencil 1 uitwerken. (eis)
timer
10:00

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Link

Slide 33 - Link