Schrijven - algemeen: uiteenzetting, beschouwing en betoog 2021-2022

Schrijven
klas 4
1 / 49
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

This lesson contains 49 slides, with text slides and 6 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Schrijven
klas 4

Slide 1 - Slide

HET DOEL VAN DE LESSEN

  • Je leert hoe een goede tekst is opgebouwd;
  • Je leert wat een uiteenzetting, beschouwing of betoog is;
  • Je leert een goed bouwplan te maken;
  • Je kunt het geleerde toepassen en zelf een uiteenzetting, beschouwing  en betoog schrijven;

Slide 2 - Slide

Opdracht schrijven
  1. Neem het onderwerp dat je wordt aangeboden in de opdracht of kies zelf een onderwerp.
  2. Uiteenzetting: zorg ervoor dat je genoeg informatie hebt verzameld (minimaal drie betrouwbare bronnen) over het onderwerp. Kies een passende tekststructuur-> voordelen- en -nadelenstructuur, vroeger -en- nu-(toekomst)structuur, verschijnsel- en -verklaringstructuur en verschijnsel- en -besprekingstructuur 
  3. Beschouwing: zorg ervoor dat je genoeg informatie hebt verzamelt (minimaal drie betrouwbare bronnen) over het onderwerp. Kies een passende tekststructuur -> voordelen- en -nadelenstructuur, vroeger -en- nu-(toekomst)structuur. probleem- en -oplossingstructuur, verschijnsel- en -verklaringstructuur en verschijnsel- en -besprekingstructuur 

Slide 3 - Slide

Opdracht schrijven
4.  Betoog:zorg ervoor dat je een duidelijk standpunt en goede argumenten hebt aan de hand van  minimaal drie betrouwbare bronnen die je zelf zoekt. Denk ook aan tegenargumenten en ontkrachting van deze tegenargumenten./ Kies een passende tekststructuur -> voordelen- en- nadelenstructuur, vroeger -en- nu-(toekomst)structuur, probleem- en -oplossingstructuur, verschijnsel- en -verklaringstructuur en bewering- en- argumentstructuur

Slide 4 - Slide

Opdracht schrijven
5. Vul je schrijfplan/ bouwplan in.
6. Schrijf je uiteenzetting, beschouwing of betoog
7. Controleer je betoog aan de hand van het Beoordelingsformulier Zakelijke tekst en verbeter     waar nodig.
8. Laat je betoog controleren door een medeleerling aan de hand van het Beoordelingsformulier Zakelijke tekst
9. Herschrijf je uiteenzetting, beschouwing of betoog aan de hand van de tips die je hebt gekregen van een medeleerling.

Slide 5 - Slide

Inleveren 

  • Bouwplan/ schrijfplan
  • Uiteenzetting, beschouwing of betoog
  • Beoordeling uiteenzetting, beschouwing of betoog
  • Herschreven uiteenzetting, beschouwing of betoog

Slide 6 - Slide

NU NOG WAT THEORIE...

Slide 7 - Slide

De voorbereiding (algemeen)

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Slide 10 - Video

Betrouwbare bronnen:

Voorbeelden ( krantenbank: https://academic.lexisnexis.nl/krantenbank/advancedsearch-form/)
  • de Volkskrant
  • Trouw
  • NRC Handelsblad
  • Elsevier
  • De Groene Amsterdammer
  • Google Scholar
  • Nederlands Dagblad
  • Het Parool

Slide 11 - Slide

Theorie: alinea en kernzin
Alinea:
  • Elke tekst is ingedeeld in alinea's.
  • Een goed opgebouwde alinea is een afgeronde eenheid. Je snijdt maar één deelonderwerp aan.

Kernzin:
  • De zin die het belangrijkste van een alinea weergeeft, noem je de kernzin.
  • De kernzin staat meestal aan het begin of aan het eind van de alinea: de rest van de alinea is een uitwerking (een verduidelijking of toelichting). 
  • Bij langere alinea´s staat de kernzin  vaak na een overgangszin. De kernzin is dan de tweede zin van de alinea.

Slide 12 - Slide

LET OP! In een alinea schrijf je de zinnen achter elkaar door!

:-(

Klimaatverandering is een van de grootste bedreigingen voor de natuur.

IJskappen smelten en woestijnen rukken op.

Het zeeniveau is de afgelopen honderd jaar vijfentwintig centimeter gestegen.

In sommige gebieden hebben planten en dieren niet genoeg tijd zich aan te passen.

_________________________________________________________________________

:-)

Klimaatverandering is een van de grootste bedreigingen voor de natuur. IJskappen smelten en woestijnen rukken op. Het zeeniveau is de afgelopen honderd jaar vijfentwintig centimeter gestegen.  In sommige gebieden hebben planten en dieren niet genoeg tijd zich aan te passen.


Slide 13 - Slide

Alinea's verbinden [32, 33 en 34]
  • Zorg ervoor dat je de alinea's met signaalwoorden/verwijswoorden aan elkaar verbindt. Dit is erg belangrijk, want op die manier wordt de tekst een logisch geheel.

Middenstuk: 

  • Alinea 3: Allereerst blijkt uit onderzoek dat ...
  • Alinea 4: Ten tweede is aangetoond door....dat...
  • Alinea 3: Jos Bos van de Plastic Soup Foundation is het hier helemaal niet mee eens...

     maar hij...

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Theorie: inleiding [36]
INLEIDING: (bestaat uit 1, 2 of 3 alinea's)
A: aandacht van de lezer trekken; 

  • voorbeeld / anekdote;
  • geschiedenis;
  • actualiteit;
  • etc.

B: onderwerp introduceren.


Slide 16 - Slide

Theorie: middenstuk[37]
In het middenstuk ga je de deelonderwerpen bespreken.

ALINEA'S:
  • Per alinea bespreek je één deelonderwerp: het argument waarmee je het standpunt krachtiger maakt;
  • Een alinea heeft een kernzin (aan het begin van de alinea, aan het eind van de alinea of als tweede zin);
  • Geef uitleg/toelichting bij de kernzin (begin van de alinea/  als tweede zin) of vat in de kernzin samen wat in de alinea is verteld (kernzin aan het eind van de alinea).
  • Denk aan de signaalwoorden [32 t/m 34]

Slide 17 - Slide

Theorie: het slot [38]
  • Het slot bestaat uit 1 alinea
  • De hoofdgedachte komt natuurlijk terug in het slot, dit mag ook in andere woorden;
  • Geef een conclusie;

TIPS :-)
  • Maak de cirkel 'rond'. Dat wil zeggen dat je in het slot terugkomt op wat je in de inleiding hebt verteld;
  • Houd het slot kort (ongeveer 5 à 10 zinnen);
  • Probeer de tekst af te sluiten met een krachtige zin;

NIET DOEN :-(

  • Een nieuw deelonderwerp introduceren;
  • Zet geen EINDE onder je tekst.

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Theorie: uiteenzetting

Slide 20 - Slide

Theorie: tekstdoel uiteenzetting
  • Het tekstdoel van een uiteenzetting is informeren;
  • Je noemt alleen maar feiten en het is een objectieve tekst;
  • Je legt iets uit, verklaart iets of deelt iets mee;
  • De tekststructuren waaruit je kan kiezen: Voordelen-en-nadelenstructuur (schrijver gaat niet verder dan de beschrijving), 

Slide 21 - Slide

Theorie: onderwerp en hoofdgedachte
Het onderwerp geeft aan waar de tekst over gaat -> het onderwerp geef je weer in één of enkele woorden.

De hoofdgedachte van een tekst is de kortst mogelijke samenvatting van de tekst -> de hoofdgedachte geeft in één, goed gestructureerde, prettig leesbare zin weer wat er over het onderwerp gezegd wordt

Slide 22 - Slide

Theorie: tekststructuren [39 t/m 45] die passen bij de uiteenzetting:
  • voordelen-en-nadelenstructuur (schrijver gaat niet verder dan de beschrijving);
  • vroeger-en-nu-structuur/ vroeger-nu-toekomststructuur (schrijver beschrijft alleen de verandering)
  • probleem-en-oplossingstructuur (de schrijver sluit af met een samenvatting)
  • verschijnsel-en-verklaringstructuur (schriver somt alleen verklaringen op)
  • verschijnsel-en-besprekingstructuur 

Slide 23 - Slide

Theorie: bouwplan / schrijfplan
  • De informatie voor de uiteenzetting wordt uit betrouwbare bronnen (artikelen) gehaald;
  • Vervolgens wordt er een bouwplan ingevuld;
  • In het bouwplan 'bouw' je de basis van de tekst;
  • De informatie per alinea wordt beknopt opgeschreven.

Slide 24 - Slide

Theorie: bouwplan/ schrijfplan
NOTEER EERST:

  • ... het onderwerp van de tekst;
  • ... het schrijfdoel: informeren;
  • ... het publiek: voor wie is de tekst bedoeld
  • ... de hoofdgedachte
  • ... de tekststructuur (Op Niveau theorie paragraaf 39 p. 141)
  • Daarna ga je het bouwplan per alinea invullen. 

Slide 25 - Slide

Onderwerp:
Schrijfdoel:
Publiek: Hoofdgedachte:
Tekststructuur:

   
Onderwerp:                Publiek:                Tekststructuur:      Schrijfdoel:          Hoofdgedachte:
                
   Tekstdeel             AL.                                   Deelonderwerp                                    Uitwerking in steekwoorden
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
    INLEIDING             1 en/of 2     * belangstelling wekken (bijv. anekdote, citaat, etc),           Bla bla bla...
    ON vanaf p. 136                          hoofdgedachte, opbouw tekst en aanleiding 
                                                         noemen                                                                                                    
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
                                  3                   *uitwerken deelonderwerp 1   (kernzin)                                Bla bla bla
  
 MIDDENSTUK         4                    *uitwerken deelonderwerp 2   (kernzin)                               Bla bla bla                                          
ON vanaf p. 140
                                  5                    *uitwerken deelonderwerp ...  (kernzin)                               Bla bla bla
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
          SLOT                6                *cirkel rond/samenvatting/conclusie/ludieke afsluiter            Bla,bla,bla
   ON vanaf p. 140

Slide 26 - Slide

Theorie: beschouwing

Slide 27 - Slide

Theorie: tekstdoel beschouwing
  • Het tekstdoel van een beschouwing is de lezer laten nadenken over een bepaalde kwestie;
  • De tekst is deels subjectief en deels objectief;
  • Er kunnen ook argumenten voor en tegen een standpunt of meerdere standpunten naar voren komen, maar de schrijver is er niet op gericht de lezer te overtuigen.

Slide 28 - Slide

Theorie: tekststructuren [39 t/m 45] die passen bij een beschouwing:
  • voordelen-en-nadelenstructuur (schrijver gaat niet verder dan de beschrijving);
  • vroeger-en-nu-structuur/ vroeger-nu-toekomststructuur (schrijver toont dat je op verschillende manieren tegen de verandering aan kan kijken)
  • probleem-en-oplossingstructuur (de schrijver zet de lezer aan tot denken)
  • verschijnsel-en-verklaringstructuur (schrijver laat wel zijn voorkeur blijken, maar zijn doel is de lezer aan het denken zetten)
  • verschijnsel-en-besprekingstructuur 

Slide 29 - Slide

Theorie: bouwplan / schrijfplan
  • De informatie voor de beschouwing wordt uit artikelen gehaald;
  • Vervolgens wordt er een bouwplan ingevuld;
  • In het bouwplan 'bouw' je de basis van de tekst;
  • De informatie per alinea wordt beknopt opgeschreven.

Slide 30 - Slide

Theorie: onderwerp en hoofdgedachte
Het onderwerp geeft aan waar de tekst over gaat -> het onderwerp geef je weer in één of enkele woorden.

De hoofdgedachte van een tekst is de kortst mogelijke samenvatting van de tekst -> de hoofdgedachte geeft in één, goed gestructureerde, prettig leesbare zin weer wat er over het onderwerp gezegd wordt

Slide 31 - Slide

Theorie: bouwplan/ schrijfplan
NOTEER EERST:

  • ... het onderwerp van de tekst;
  • ... het schrijfdoel: onderwerp van verschillende kanten belichten;
  • ... het publiek: voor wie is de tekst bedoeld
  • ... de hoofdgedachte
  • ... de tekststructuur (Op Niveau theorie paragraaf 39 p. 141)
  • Daarna ga je het bouwplan per alinea invullen. 

Slide 32 - Slide

Onderwerp:
Schrijfdoel:
Publiek: Hoofdgedachte:
Tekststructuur:

   
Onderwerp:                Publiek:                Tekststructuur:      Schrijfdoel:          Hoofdgedachte:
                
   Tekstdeel             AL.                                   Deelonderwerp                                    Uitwerking in steekwoorden
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
    INLEIDING             1 en/of 2     * belangstelling wekken (bijv. anekdote, citaat, etc),           Bla bla bla...
    ON vanaf p. 136                          hoofdgedachte, opbouw tekst en aanleiding 
                                                         noemen                                                                                                    
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
                                  3                   *uitwerken deelonderwerp 1   (kernzin)                                Bla bla bla
  
 MIDDENSTUK         4                    *uitwerken deelonderwerp 2   (kernzin)                               Bla bla bla                                          
ON vanaf p. 140
                                  5                    *uitwerken deelonderwerp ...  (kernzin)                               Bla bla bla
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
          SLOT                6                *cirkel rond/samenvatting/conclusie/ludieke afsluiter            Bla,bla,bla
   ON vanaf p. 140

Slide 33 - Slide

Theorie: betoog

Slide 34 - Slide

Theorie: tekstdoel betoog
  • Het tekstdoel van een betoog is dus overtuigen;
  • Je noemt drie argumenten die jouw mening verdedigen;
  • Je gebruikt ook twee tegenargumenten die je beide ontkracht;
  • De lezer neemt jouw mening over en is het eens met jouw stelling;
  • Je gaat een betoog schrijven waarin drie verschillende argumenten voor en twee argumenten tegen plus ontkrachting de lezer overtuigen van jouw stelling/mening/standpunt.

Slide 35 - Slide

Theorie: stelling
  • Bepaal eerst de stelling (hoofdgedachte): het belangrijkste wat je over het onderwerp wilt vertellen in één zin.
  •  Enkele voorbeelden:
*Scholen moeten actief voorlichting geven over hoe jongeren onherkenbaar kunnen blijven als zij gewaagde foto's willen delen.
*Ouders moeten volledige inzage hebben in de digitale communicatie van hun kinderen tot hun 17e jaar

Slide 36 - Slide

Theorie: bouwplan/ schrijplan
  • De informatie voor het betoog wordt uit artikelen gehaald;
  • Je geeft drie argumenten voor en twee argumenten tegen die ook beide weerlegd worden;
  • Vervolgens wordt er een bouwplan ingevuld;
  • In het bouwplan 'bouw' je de basis van de tekst;
  • De informatie per alinea wordt beknopt opgeschreven.

Slide 37 - Slide

Theorie: bouwplan/ schrijfplan
NOTEER EERST:

  • ... het onderwerp van de tekst;
  • ... het schrijfdoel: overtuigen;
  • ... het publiek: voor wie is de tekst bedoeld
  • ... de stelling (hoofdgedachte)
  • ... de tekststructuur (argumentatiestructuur) theorie paragraaf 44 p. 145
  • Daarna ga je het bouwplan per alinea invullen. 

Slide 38 - Slide

Onderwerp:
Schrijfdoel:
Publiek: Hoofdgedachte:
Tekststructuur:

   
Onderwerp:                Publiek:                Tekststructuur:      Schrijfdoel:          Hoofdgedachte:
                
   Tekstdeel             AL.                                   Deelonderwerp                                    Uitwerking in steekwoorden
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
    INLEIDING             1of2     * Anekdote                                                                       Bla bla bla...
                                                 Stelling                                                          
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
                                   3           *Argument 1  (voor):                                                      Bla, bla, bla
                                                Ten eerste blijkt dat het een goed plan is
                                                 want bla, bla, bla       
                                    4         * Argument 2 (voor):
                                                 Vervolgens blijkt uit onderzoek dat...                              Bla bla bla
   MIDDENSTUK         5           * Argument 3 (voor)

                                    6           *Argument 1 (tegen met weerlegging)
                                                   Mevouw Van Dieren (Voorzitter van de vereniging van)                                    
                                                   vindt het niet goed, want bla, bla, bla, maar,                 Bla, bla, bla
                                     7          *Argument 2 (tegen met weerlegging)                         Bla, bla, bla
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
          SLOT                6                *cirkel rond/samenvatting/conclusie/ludieke afsluiter    Bla,bla,bla


Slide 39 - Slide

HOE IS EEN GOEDE TEKST OOK ALWEER OPGEBOUWD?

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Video

OPBOUW BETOOG

Slide 42 - Slide

Theorie: inleiding [36]
INLEIDING: (bestaat uit 1, 2 of 3 alinea's)
A: aandacht van de lezer trekken; 

  • voorbeeld / anekdote;
  • geschiedenis;
  • actualiteit;

B: onderwerp introduceren;

  • het standpunt noteren.


Slide 43 - Slide

Theorie: voorbeeld inleiding
Afscheid nemen van zwarte piet, ja of nee?

Anniek is zes jaar en zit in groep drie van de basisschool. Elk jaar in december wordt het sinterklaasfeest gevierd op school en thuis. Anniek vindt het een geweldig feest. Ze zingt sinterklaasliedjes, mag haar schoen zetten en maakt mooie tekeningen voor Sinterklaas. Haar moeder geeft haar chocolademelk met speculaas en Anniek geniet ervan.
Sinterklaas komt al eeuwen met zijn zwarte pieten naar Nederland en vele kinderen vinden dat leuk. Toch zijn er elk jaar weer felle discussies of de traditie van zwarte piet, als knecht van de witte Sinterklaas, zou moeten worden afgeschaft. Het is inmiddels niet alleen meer een nationale, maar zelfs een internationale discussie geworden. Nederland moet de traditie van zwarte piet behouden.

Slide 44 - Slide

Theorie: middenstuk
ARGUMENTEN

Slide 45 - Slide

Slide 46 - Video

Theorie: middenstuk[37]
  • In het middenstuk ga je de deelonderwerpen bespreken;
  • Het middenstuk bestaat uit 5 alinea's: 3 argumenten voor en 2 argumenten tegen + ontkrachtingen;
  • Let op: je gaat de lezer overtuigen van het standpunt;

  • ALINEA'S
  • Per alinea bespreek je één deelonderwerp: het argument waarmee je het standpunt krachtiger maakt;
  • Een alinea heeft een kernzin (het argument);
  • Geef uitleg/toelichting bij deze kernzin.
  • Denk aan de signaalwoorden [32 t/m 34]

Slide 47 - Slide

Theorie: voorbeeld
  • HOOFDGEDACHTE: De snelwegverlichting moet 's nachts uit.
  • ARGUMENTEN MIDDENSTUK:
  • Argument 1 voor Mevrouw Vlug (Staatsbosbeheer) -> Dit is een goed idee want, het gaat hier om het verlies van duisternis in natuurgebieden .....,
  • Dit argument gaan jullie in de alinea vervolgens verder uitwerken;

  • Argument 3 tegen + weerlegging Dhr. Lichtjes (voorzitter van de VVN) -> Uit onderzoek is gebleken dat weggebruikers zich veiliger voelen als de wegen verlicht zijn........maar,......
  • Ook dit argument verder uitwerken.

Slide 48 - Slide

Slide 49 - Slide