Concentratie en oplosbaarheid

Concentratie en oplosbaarheid
1 / 21
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Concentratie en oplosbaarheid

Slide 1 - Slide

Concentratie in oplossingen

Als je een vaste stof oplost in een vloeistof geef je dat als volgt aan:
gram per liter ( g/L)
of
milligram per mililiter (mg/mL)

Slide 2 - Slide

Formule
Concentratie bereken je door middel van de volgende formule:




Dit geef je dus weer in een breuk. 
reken eerst om naar de juiste eenheden!!!!!!!!!!

concentratie=hoeveelheidmengselhoeveelheid(opgeloste)stof

Slide 3 - Slide

wat is de concentratie in de volgende oplossingen.
stel dat elk rondje wat je ziet 1 gram voorstelt.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

  • A 19 gram in 100 ml = 190 g/L
  • B  20 gram in 200 ml = 100 g/L
  • C  20 gram in 500 ml = 40 g/L
  • D  20 gram in 1000 ml = 20 g/L
  • E    4 gram in 200 ml = 20 g/L
  • F    4 gram in 1000 ml = 4 g/L

Slide 6 - Slide

je lost 5 gram suiker op in 250 ml.
wat is de concentratie in g/L
A
20 g/L
B
5 g/L
C
25 g/L
D
10 g/L

Slide 7 - Quiz

concentratie zout in zeewater is 37 g/L
hoeveel kg zout moet je toevoegen bij 15000 liter water?
A
555 gram
B
555 kg
C
2,5 kg
D
250 kg

Slide 8 - Quiz

Huishoudazijn bevat 4 massa% azijnzuur.
Hoeveel gram azijnzuur zit in een fles die 800 g huishoudazijn bevat?
A
4 gram
B
8 gram
C
16 gram
D
32 gram

Slide 9 - Quiz

In 750 mL wijn zit 90 mL alcohol.
Het volumepercentage alcohol in de wijn is:
A
12 vol%
B
66 vol%
C
68 vol%
D
83 vol%

Slide 10 - Quiz

uit wijn met 14 vol% alcohol wil je cognac maken met 42 vol % alcohol. Hoeveel liter wijn heb je nodig om 1 liter cognac te maken?
A
0,333 liter
B
588 liter
C
3 liter
D
30 liter

Slide 11 - Quiz

10 gram suiker wordt opgelost in 100mL. Wat is de concentratie?
A
10g/100mL
B
100g/L
C
1g/10mL
D
0,1g/mL

Slide 12 - Quiz

Oplosbaarheid
  • Hoeveel gram van stof maximaal  kan oplossen in 1 L water van bepaalde temperatuur.
  • Stoffen die goed oplossen hebben hoge oplosbaarheid.
  • Stoffen die slecht oplossen hebben lage oplosbaarheid.

Slide 13 - Slide

Noem een stof die een hoge oplosbaarheid heeft.

Slide 14 - Mind map

Als de temperatuur van het oplosmiddel wordt verhogd, wat gebeurt er dan met de oplosbaarheid?

Slide 15 - Slide

Soorten oplossingen

- Onverzadigd

- Verzadigd

- Suspensie

Slide 16 - Slide

Juist of onjuist: oplosbaarheid is temperatuurafhankelijk
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quiz

Wat gebeurt er met de oplosbaarheid van keukenzout als de temperatuur wordt verlaagd?
A
Deze blijft gelijk
B
Deze wordt hoger
C
Deze wordt lager

Slide 18 - Quiz

Oplosbaarheid zuurstof bij 80graden: 25,1 mg/kg. In 500g water is 15 mg zuurstof toegevoegd. Wat is deze oplossing?
A
Onverzadigd
B
Verzadigd

Slide 19 - Quiz

Ryanne heeft 150 mL verzadigde oplossing van keukenzout gemaakt. Bereken hoeveel keukenzout in 150 mL verzadigde oplossing aanwezig is. (oplosbaarheid zout: 359 g/L)
A
5,39 g
B
53,9 g
C
4,40 g
D
40,4 g

Slide 20 - Quiz

Een verzadigde oplossing van zout wordt verwarmd. Kan deze oplossing onverzadigd worden?
A
Ja
B
Nee

Slide 21 - Quiz