Personalpronomen und Fälle

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Personalpronomen und Fälle

Nominativ, Dativ, Akkusativ

Welke persoonlijk voornaamwoorden ken je nog in het Duits?

Ik heb gister van hem een boek gekregen, toen hij ons op straat tegenkwam. --> Pers. voornaamw.?

Wir haben ihn gesehen, als er euch ein Hund geschenkt hat. --> Personalpronomen?

Naamvallen

Ook het Nederlands kent naamvallen.

Toen ik hij gister zag, heb ik met hij gesproken. 

Dit is uiteraard geen correcte zin.

Naamvallen

De vorm van het persoonlijk voornaamwoord is afhankelijk van de functie in de zin (onderwerp/meewerkend voorwerp/lijdend voorwerp) en het gebruik van voorzetsels (op/uit/van/voor/etc).

Het Nederlands kent 2 vormen bij de persoonlijk voornaamwoorden, het Duits 3. Zie gele kaart

Stappenplan

1. Zoek voorzetsels --> kijk op achterzijde gele kaart welke naamval je nodig hebt

2. Ontleed de zin --> onderwerp krijgt 1e naamval (Nominativ), meewerkend voorwerp krijgt 3e naamval (Dativ), lijdenvoorwerp krijgt 4e naamval (Akkusativ).

Beispiele (voorbeelden)

1.  (wij) haben gestern mit (zij mv) Fußball gespielt.

2.  Morgen gehe (ik) zu (zij ev) und zeige (zij ev) das Geschenk für (jij).

Wat bepaalt de naamval van pvw?
Für dich hat der Mann nur gute Worte.

1. Voorzetsel
2. Zinsdeel

Wat bepaalt de naamval?
Morgen kommt meine Mutter zu mir.

1. Voorzetsel
2. Zinsdeel

Wat bepaalt de naamval?
Der Junge hat mir ein Donut gegeben.

1. Voorzetsel
2. Zinsdeel

Wat bepaalt de naamval?
Er hat euch gestern gesehen.

1. 2 keer voorzetsel
2. 2 keer zinsdeel
3. 1 keer voorzetsel, 1 keer zinsdeel

Üben

Aufgabe 18, 21