HNE Duits MAVO2 les 12: Schritt 7

Herzlich Willkommen im Deutschunterricht!
Mittwoch 5. Oktober 2022
Herbst - Woche 40

Du brauchst: 
- Buch 
- Stift
1 / 32
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1,2

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Herzlich Willkommen im Deutschunterricht!
Mittwoch 5. Oktober 2022
Herbst - Woche 40

Du brauchst: 
- Buch 
- Stift

Slide 1 - Slide

Was machen wir heute?
  • Hörübung 
  • Wiederholen + erklären
  • Wörter + was lernen wir für die Prüfung
  • Hausaufgaben + zum Schluß

Slide 2 - Slide

Hörtext 
Bij deze tekst zitten zes richtig = goed en falsch = fout-vragen
Je kunt elk fragment tijdtechnisch 2x luisteren. Hiervoor druk je op het luidsprekertje. 
Heb je het fragment twee keer gehoord, klik dan op het goede antwoord. Als je een vraag hebt beantwoord kun je niet meer terug.

Slide 3 - Slide

Frage 1
Anna woont pas in Burghausen
A
richtig
B
falsch

Slide 4 - Quiz

Frage 2
Anna’s broer en Lena’s zus zitten bij elkaar in de klas.
A
richtig
B
falsch

Slide 5 - Quiz

Frage 3
Tarik vindt dat Anna lid van zijn voetbalclub moet worden.
A
richtig
B
falsch

Slide 6 - Quiz

Frage 4
De computercursus duurt tot zeven uur.
A
richtig
B
falsch

Slide 7 - Quiz

Frage 5
Anna is goed in Engels.
A
richtig
B
falsch

Slide 8 - Quiz

Frage 6
Volgens Tarik zijn de andere kinderen nieuwsgierig naar Anna.
A
richtig
B
falsch

Slide 9 - Quiz

ik
jij
hij
zij (ev)
het
wij
jullie
zij (meervoud)
u
ich
ihr
wir
du
er
es
sie
sie
Sie

Slide 10 - Drag question

Personal Pronomen (persoonlijk voornaamwoord)
ik = ich
jij = du
hij = er >> Herr Schröder / Michael / Der Bruder
zij = sie  >> Anna / Frau Ootes / Die Schwester
het = es >> das Buch / das Haus
wij = wir 
jullie = ihr
zij = sie >> Anna und Johanna / Der Brüder / Frau Ootes und Herr Schröder
u = Sie >> Frau Ootes, Sie sind toll ;-)



Slide 11 - Slide

Er ist toll (leuk).
Wat betekent "er"
A
Zij
B
Hij
C
Het
D
Jullie

Slide 12 - Quiz

Jullie doen het goed.
Vertaal "jullie"

A
er
B
sie
C
wir
D
ihr

Slide 13 - Quiz

Herr Schröder, haben .... die Hausaufgaben überprüft?
A
du
B
er
C
Sie
D
ihr

Slide 14 - Quiz

Vertaal "wij".

Slide 15 - Open question

het werkwoord sein
ich
du
e/s/e
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind

Slide 16 - Drag question

SEIN
ik ben = ich bin 
jij bent = du bist 
hij is = er ist
zij is = sie ist
het is = es ist

wij zijn = wir sind
jullie zijn = ihr seid
zij zijn = sie sind
u bent = Sie sind

Slide 17 - Slide

Vertaal: Hij is leuk
A
Sie sind toll
B
Es ist toll
C
Sie ist toll
D
Er ist toll

Slide 18 - Quiz

Wat is de juiste vertaling van
"Ihr seid neugierig."
A
Zij zijn nieuwsgierig.
B
Jullie zijn nieuwsgierig.
C
Wij zijn nieuwsgierig.
D
Zij is nieuwsgierig.

Slide 19 - Quiz

Welke vervoeging weet je nu nog?

Slide 20 - Mind map

het werkwoord haben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben

Slide 21 - Drag question

haben
ik heb = ich habe
jij hebt = du hast
hij heeft = er hat 
zij heeft = sie hat 
het heeft = es hat

wij hebben = wir haben 
jullie hebben = ihr habt
zij hebben = sie haben
u heeft = Sie haben

Slide 22 - Slide

Vertaal: Zij heeft geluk
A
Sie hat Glück.
B
Es hat Glück.
C
Er hat Glück
D
Sie haben Glück

Slide 23 - Quiz

Wat is de juiste vertaling van
"Du hast Lust dazu."
A
Hij heeft zin daarin.
B
Jij hebt zin daarin.
C
Ik heb zin daarin
D
Zij heeft zin daarin.

Slide 24 - Quiz

Welke vervoeging weet je nu nog?

Slide 25 - Mind map

Übung 7 - S. 61
1) Er hat / ist / bist eine Mutter. 
2) Wir sind / haben / sein mit Freunden in der Stadt.
3) Habt / haben / seid ihr nicht auf Facebook mit ihm befreundet?
4) Ich hat / habe / bin deine E-mail bekommen.
5) Mohammed und Ismael sind / haben / seid beide viele Follower auf Insta.
6) Hast / bist / habe du sein Foto auf Instagram gesehen.
7) Luise haben / hat / ist / mit ihren Freunden im Kino.

Slide 26 - Slide

nooit
vaak
die Bücher
nie
die E-mail
lesen
das Internet
das Handy
das Hobby
schreiben
oft
hören

Slide 27 - Drag question

Lernen für die Prüfung (S. 58)
het boek - das Buch
de boeken - die Bücher
de e-mail - die E-mail
de vrije tijd - die Freizeit
het mobieltje - das Handy
de hobby - das Hobby
luisteren - hören
de informatie - die Information

het internet - das Internet
lezen - lesen
het lied - das Lied
de liederen - die Lieder
nooit - nie
vaak - oft
schrijven - schreiben
zoeken - suchen

Slide 28 - Slide

Lernen für die Prüfung S. 79-82

Slide 29 - Slide

welke 5 dingen kloppen niet op de tekening?
die Niederländer

Slide 30 - Slide

Hausaufgaben:
Lernen Wörter Schritt 7
Machen Übung 2b

Slide 31 - Slide

                                 TSCHÜS
Hausaufgaben:
Mache Übung 2b - morgen inleveren op papier bij mij

Slide 32 - Slide