5.4 Gedrag leren

5.4 Gedrag leren
1 / 18
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

5.4 Gedrag leren

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Lesdoelen van 5.4
  • Kunnen uitleggen wat aangeboren gedrag is en hierbij voorbeelden noemen van reflexen en erfelijk gedrag.

  • De 6 manieren van leren kunnen benoemen en uitleggen, inclusief voorbeelden.

  • Kunnen uitleggen welke rol normen en waarden spelen in het gedrag bij mensen.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Welk gedrag hoef je niet te leren?
  • Baby's en jonge dieren kunnen meteen nadat ze geboren zijn als zuigen. Dit is aangeboren gedrag.

  • Aangeboren gedrag bestaat uit:
1. Reflexen: zoals de zuig- en slikreflex.
2. Erfelijk gedrag: zoals het spergedrag bij vogels.

Dankzij aangeboren gedrag kunnen jonge dieren meteen na de geboorte overleven.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Hoe leren dieren en mensen?
  • Door leren verfijnen dieren en mensen aangeboren gedrag en ze verkrijgen nieuw gedrag.

  • Er zijn 6 verschillende manieren van leren:
1. Inprenten
2. Gewennen
3. Trial and error
4. Imiteren
5. Inzichtelijk leren
6. Conditioneren

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Inprenten
  • In de eerste weken leren jonge dieren en baby's wie hun ouders zijn.

  • Baby's herkennen binnen 2 dagen de geur van hun moeder.

  • Een jonge eend dat uit zijn ei komt, leert direct de vorm en geluiden van zijn moeder herkennen.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Slide 6 - Video

This item has no instructions

Gewennen

  • Mensen en dieren leren om niet op alle prikkels te reageren.

  • Vogels leren bijvoorbeeld dat vogelverschrikkers geen gevaar vormen. Ze zullen er dan niet meer op reageren.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Trial and error
  • Leren met 'vallen en opstaan'.

  • Door uitproberen leren dieren bijvoorbeeld wat wel en niet eetbaar is.

  • Trial and error heet ook wel proefondervindelijk leren.

  • In het plaatje hiernaast zie je ook een voorbeeld van trial and error.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Imiteren

  • Leren door nadoen.

  • Hiernaast zie je dat welpen leren drinken door hun moeder na te doen.

  • Zo leren kinderen bijvoorbeeld met bestek eten. En leren vogels vliegen.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Inzichtelijk leren

  • Leren door nadenken.

  • Dieren en mensen bedenken in hun hoofd hoe ze een probleem moeten oplossen.

  • De kraai hiernaast vult de vaas met stenen, zodat het water omhoog komt. Als het water hoog genoeg komt kan hij drinken.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Slide 11 - Video

This item has no instructions

Conditioneren
  • Leren door een verband te leggen tussen het gedrag en het gevolg daarvan.

  • De hond hiernaast heeft geleerd dat hij een beloning krijgt wanneer hij een trucje laat zien (op zijn achterpoten zitten), wanneer de baas dit vraagt.

  • Gedrag: op zijn achterpoten zitten. 
             Gevolg: Beloning (snoepje en vriendelijke woorden).

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Waarom moet je oefenen?
  • Als je iets leert, ontstaan er nieuwe verbindingen tussen de zenuwcellen in de hersenen.

  • Als je iets leert, kun je het meestal niet meteen goed. Je moet daarvoor oefenen.

  • Door te oefenen maak je de verbindingen tussen de zenuwcellen sterker.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Hoe train je dieren?
  • Dieren kun je trainen door conditioneren.

  • Met conditioneren beloon je dieren voor gewenst gedrag. Maar met conditioneren straf je een dier ook voor ongewenst gedrag.

  • Hiernaast zie je een voorbeeld van zindelijkheidstraining. In je boek vind je een voorbeeld over dolfijnen trainen.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Normen en waarden
  • Mensen hebben beter ontwikkelde grote hersenen dan de meeste diersoorten. Hierdoor kunnen mensen nadenken over hun gedrag en hierover oordelen: goed of slecht.

  • Mensen hebben normen en waarden voor hun gedrag ontwikkeld.

  • Waarden geven aan wat mensen belangrijk vinden. Normen zijn de gedragsregels die bij een waarde horen.

  • Je leert wat er van jou verwacht wordt in het gezin, op school en later in de maatschappij.


Slide 15 - Slide

voorbeelden:
N, wachten in de rij -W, geduld en respect
N,  de weg uitleggen -W, behulpzaamheid
N, teveel geld terugkrijgen -W, eerlijkheid
Rolpatronen

  • Bij mensen is er ook altijd een bepaald rolpatroon.

  • Dit zijn alle gedragingen die bij een rol horen. Bijvoorbeeld de rol van ouder, docent of kind.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Zelf aan de slag (5.4)

  • Opdrachten maken van 5.4 in het werkboek 

klaar? -> bezig met volgende paragraaf

Slide 18 - Slide

This item has no instructions