Zinsdelen benoemen

Zinsdelen benoemen
Wat leuk!
1 / 20
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 8

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Zinsdelen benoemen
Wat leuk!

Slide 1 - Slide

Ontleden
Let op! Het is iets anders dan woordsoorten.
Zinsdelen = Zegt iets over de functie van het woord binnen de zin.  (Persoonsvorm, onderwerp, lijdend voorwerp)
Woordsoorten = zegt iets over bij welke categorie woorden het woord hoort (zelfstandig naamwoord, werkwoord)

Slide 2 - Slide

Vind de persoonsvorm:
De leerlingen van groep 8 zijn vandaag erg lief.
A
leerlingen
B
lief
C
zijn
D
groep 8

Slide 3 - Quiz

Wat is het gezegde in de zin:
Jullie gaan vandaag de zinsdelen herhalen.

Slide 4 - Open question

Vind het onderwerp:
De leerlingen van groep 8 doen altijd hun best.
A
De leerlingen van groep 8
B
doen
C
Groep 8
D
altijd

Slide 5 - Quiz

Vind het lijdend voorwerp:
Sven heeft zijn vogel Yellow genoemd
A
Sven
B
zijn vogel
C
heeft
D
genoemd

Slide 6 - Quiz

Wat is het meewerkend vw?:
Juf Ilse heeft haar leerlingen een leuke les over zinsdelen gegeven.
A
Juf Ilse
B
haar leerlingen
C
zinsdelen
D
een leuke les over zinsdelen

Slide 7 - Quiz

wat is de bepaling in deze zin?
Gisteren zijn de aantal coronabesmettingen erg tegengevallen.
A
Gisteren
B
tegengevallen
C
coronabesmettingen
D
aantal

Slide 8 - Quiz

Holy zag op een dag een bank naast de weg staan. 
Gezegde
OW
LV
MWV
BP 
Holy
zag
staan
op een dag

een bank
naast de weg

Slide 9 - Drag question

Ze mocht de bank gratis meenemen.
Gezegde
OW
LV
PV
BP
Ze
mocht
de bank
gratis
mocht meenemen

Slide 10 - Drag question

's Avonds is ze met haar vriend teruggegaan. 
PV
OW
LV
Gezegde
BP
's 
Avonds
is
ze
met haar vriend
is teruggegaan

Slide 11 - Drag question

Ze sleepten de bank naar hun huis.
PV
OW
LV
MWV
BP 
Ze
sleepten
de bank
naar hun huis

Slide 12 - Drag question

Twee maanden later schrok Holy ontzettend.
PV
OW
LV
MWV
BP 
Twee maanden later
schrok
Holy
ontzettend

Slide 13 - Drag question

Een grote slang kroop uit de bank.
PV
OW
LV
MWV
BP 
Een grote slang
kroop
uit de bank

Slide 14 - Drag question

Holy belde de dierentuin.
PV
OW
LV
MWV
BP 
Holy
belde
de dierentuin

Slide 15 - Drag question

Een oppasser ging naar het huis van Holy.
PV
OW
LV
MWV
BP 
Een oppasser
ging
naar het huis van Holy

Slide 16 - Drag question

Hij liet haar een grote doos zien.
PV
OW
LV
MWV
Gezegde
Hij
liet
haar
een grote doos
liet zien

Slide 17 - Drag question

Hij deed de slang in de doos.
PV
OW
LV
MWV
BP 
Hij
deed
de slang
in de doos

Slide 18 - Drag question

Even later gaf hij de slang aan de directeur van de dierentuin.
PV
OW
LV
MWV
BP 
Even later
gaf
hij
de slang
aan de directeur van de dierentuin 

Slide 19 - Drag question

Duss....
PV
OW
LV
MWV
BP 
GZ
hoe, waar waarmee, wanneer,
waarom
aan wie,
voor wie
ww dat bij het ow hoort
alle ww in de zin
wie of wat doet iets in de zin
wie/wat + ow + gez

Slide 20 - Drag question