Handbal toets

Ingangstoets Handbal BSM
Maak deze toets voor de aangegeven datum (zie studiewijzer). De toets moet voldoende zijn. Heb je een onvoldoende, dan moet je de toets opnieuw doen.
Je moet de regels kunnen toepassen in de les, zo niet, dan gaat je beoordeling naar beneden.
1 / 23
next
Slide 1: Slide
Lichamelijke opvoedingMiddelbare school

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Ingangstoets Handbal BSM
Maak deze toets voor de aangegeven datum (zie studiewijzer). De toets moet voldoende zijn. Heb je een onvoldoende, dan moet je de toets opnieuw doen.
Je moet de regels kunnen toepassen in de les, zo niet, dan gaat je beoordeling naar beneden.

Slide 1 - Slide

De bal gaat over de zijlijn. Hoe gaat het spel nu verder?
A
Met een inworp
B
Met een middenbal
C
Met een uitworp
D
Met een beginbal

Slide 2 - Quiz

Hoe lang en breed is een handbalveld?
A
50 bij 25 meter
B
40 bij 25 meter
C
50 bij 20 meter
D
40 bij 20 meter

Slide 3 - Quiz

Hoeveel spelers(zonder de keeper) mogen er van een team op het veld staan?
A
8
B
6
C
7
D
5

Slide 4 - Quiz

De keeper pakt een rollende bal uit het veld. Wat beslist de scheidsrechter?
A
Twee minuten straf voor de keeper.
B
Er wordt gewoon doorgespeeld.
C
Vrijworp voor de tegenpartij (op de stippellijn).
D
7m worp, penalty voor de tegenstander.

Slide 5 - Quiz

Je mag bij een tegenstander niet vasthouden, slaan, je been uitsteken, schoppen, botsen.Maar wat mag eigenlijk wel?
A
Je mag de tegenstander helemaal niet aanraken
B
Met je lichaam de tegenstander blokken
C
Met je romp een tegenstander tegenhouden
D
Je mag de tegenstander duwen

Slide 6 - Quiz

Hoe ver ligt de cirkel van het doel vandaan?
A
9
B
6
C
7
D
5

Slide 7 - Quiz

Hoeveel passen mag je eigenlijk lopen met de bal in je handen?
A
2
B
4
C
3
D
Mag helmaal niet

Slide 8 - Quiz

De bal is over de zijlijn gegaan. Hoe moet je nu de inworp nemen?
A
Met 1 voet in het veld en met 1 voet buiten het veld
B
Met minimaal 1 voet op de zijlijn
C
Met twee voeten achter de zijlijn
D
dit maakt helemaal niks uit

Slide 9 - Quiz

Vallen naar de bal voor een veldspeler. Mag dat?
A
Het mag, als het geen gevaar voor andere is.
B
Nee, dat mag niet.
C
Het mag soms wel, soms niet.
D
Ja, dat mag.

Slide 10 - Quiz

Je mag met heel veel van je lichaam de bal aanraken, maar met wat eigenlijk niet?
A
Onderbeen
B
Hoofd
C
Romp
D
Knie

Slide 11 - Quiz

Jan loop achter Piet aan, is sneller, maar botst tegen Piet. Wat nu?
A
Vrije bal voor Jan, moet Piet maar doorlopen
B
Niks aan de hand, doorspelen
C
Vrije bal voor Piet, Jan mag niet botsen
D
Gele kaart voor Piet, je moet altijd snel lopen met handbal

Slide 12 - Quiz

Hoe heet het donker groene gebied?
A
Keepers gebied
B
Doelgebied
C
Vrije worp gebied
D
Keepers domein

Slide 13 - Quiz

Als de tegenstander een vrije bal krijgt, waar moeten jullie dan staan?
A
Je mag overal staan.
B
Je moet op je eigen helft blijven.
C
Op minimaal 3 meter.
D
Op minimaal 2 meter.

Slide 14 - Quiz

Hoe lang mag je als speler de bal vasthouden?
A
2 seconde
B
5 seconde
C
Mag je zelf weten.
D
3 seconde

Slide 15 - Quiz

Je maakt met de bal in je handen 3 passen, je gaat stuiteren, maar als je stopt en de bal vast pakt zie je niemand vrij staan. Je doet weer 3 passen en kan dan wel iemand aanspelen. Is dit goed?
A
Ja dit mag
B
Nee, maar als het 2 passen was geweest is het wel goed
C
Nee dat is lopen
D
Je mag kiezen voor VOOR de dribbel OF NA de dribbel 3 passen

Slide 16 - Quiz

De keeper heeft de bal in handen, maar kan niemand de bal aanspelen. De keeper is slim, loopt uit het doelgebied en speelt iemand de bal aan.Wat doet de scheidsrechter?
A
Dit mag, dus de scheidsrechter laat doorspelen
B
Dit mag niet, vrije worp op de plaats waar de keeper naar buiten liep
C
Dit mag niet, vrije worp om de 9 meter lijn
D
Dit mag, maar de keeper moet de bal afspelen binnen de 9 meter lijn

Slide 17 - Quiz

Stellingen: Waar, niet waar?
1: Je mag terugspelen op de keeper
2. Bij een vrije worp hoef je niet te wachten op het fluitsignaal van de scheidsrechter.
A
Beide waar
B
Beide niet waar
C
1 waar en 2 niet waar
D
1 niet waar en 2 waar

Slide 18 - Quiz

Welke techniek zie je hier?
A
Schot op het doel
B
Sprongschot
C
Pass
D
Is geen handbal techniek

Slide 19 - Quiz

Op basis van 3 aspecten wordt elke zoneverdediging georganiseerd?
A
Breedte, dichtheid, snel inschuiven
B
Breedte, diepte, afstand
C
Diepte, dichtheid, lengte
D
Breedte, diepte, dichtheid.

Slide 20 - Quiz

In een aanval worden er 3 soorten spelers onderscheiden. Welke spelers types zijn dit?
A
Hoekspelers, opbouwers en cirkelspelers
B
Hoekspelers, cirkelspelers en verdediging verstoorders
C
Cirkelspelers, verdediging verstoorders en opbouwers
D
Hoekspelers, opbouwers en verdediging verstoorders

Slide 21 - Quiz

Een doelman staat buiten zijn doelgebied en weert een doelworp af waarna de bal naast het doel over de buitendoellijn gaat. Wat gebeurd er?
A
Hoekworp voor de aanvallende ploeg
B
Vrije worp voor de aanvallende ploeg
C
7m-worp (strafworp) voor de aanvallende ploeg
D
Uitworp door de doelverdediger

Slide 22 - Quiz

Een verdediger blokt succesrijk een sprongworp terwijl hij duidelijk in het doelgebied staat. Wat gebeurd er?
A
7m-worp (strafworp) voor de aanvallende ploeg
B
Gewoon verder spelen indien de aanvallende ploeg de bal terug bemachtigt
C
Vrije worp voor de aanvallende ploeg
D
Scheisrechtersbal

Slide 23 - Quiz