Les 16 (27/06)

1HV1 Première leçon
Les objectifs:
  • Ik kan het werkwoord "venir" gebruiken.
  • Ik kan me redden in een restaurant.

Le programme :
  • Check grammatica
  • Au travail: Chap 5 - bron G - 26, 27 p.34-35
mardi 6 juin
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

1HV1 Première leçon
Les objectifs:
  • Ik kan het werkwoord "venir" gebruiken.
  • Ik kan me redden in een restaurant.

Le programme :
  • Check grammatica
  • Au travail: Chap 5 - bron G - 26, 27 p.34-35
mardi 6 juin

Slide 1 - Diapositive

Chap 5 - alle bronnen
Leer/herhaal de woorden uit bron E en F van Chapitre 5. 
Jullie zijn ermee 10 minuten bezig.
Studygo of slimstampen
timer
10:00

Slide 2 - Diapositive

Je 
Tu
Il / elle / on
nous
vous
ils / elles
Le verbe venir - présent
viens
venez
viennent
viens
vient
venons

Slide 3 - Question de remorquage

Hoe maak je de vergelijking even in het Frans?
A
plus + bijvoeglijk naamwoord + que
B
moins + bijvoeglijk naamwoord + que
C
meilleur + bijvoeglijk naamwoord + que
D
aussi + bijvoeglijk naamwoord + que

Slide 4 - Quiz

Welke vergelijking is juist?
A
Emily est aussi grande que Jessica.
B
Emily est aussi grand que Jessica.

Slide 5 - Quiz

Maak de vergelijking:
Anna est (+groot) Michèl

Slide 6 - Question ouverte

Vul de volgende zin nu zelf in met een vergelijking:
''Michelle est ... Tom.''

Slide 7 - Question ouverte

Vul de volgende zin :
''Mbappé est ........ (beter dan) Neymar''

Slide 8 - Question ouverte

Vul de volgende zin:
''Kylie Jenner ........ (meer rijk dan) Mark Carney ''

Slide 9 - Question ouverte

Chap 5 - bron G - ex. 26 p.36-37

Slide 10 - Diapositive

Chap 5 - bron G - ex. 26 p.36-37

Slide 11 - Diapositive

Chap 5 - bron G - ex. 26 p.36-37






+ chapitre 8 - chapitre 1 à 5 - ex. 1 + slimstampen bron H

Slide 12 - Diapositive

Chap 5 - bron H - 29,30 p.36-37


a. Lees de grammatica.
b. Traduis (vertaal).

a. Lees de grammatica.
b. Fais les mots-croisés (kruiswoordraadsels)
c. Écris 2 phrases (zinnen) au présent et 2 au passé commposé met het werkwoord "venir".




29
30
Ben je klaar? Leer alvast de zinnen van bron G. Morgen gaat de les over het onderdeel "parler", dus wij gaan ze gebruiken.

Slide 13 - Diapositive

Bron H - Chapitre 5

Slide 14 - Diapositive

Bron H - Chapitre 5

Slide 15 - Diapositive

Les devoirs pour mardi 3 juin




 Apprendre alle bronnen van chapitre 5

neem je laptop en oortjes mee

Slide 16 - Diapositive