Opties 5v 27 mei 2025

Quiz opties kopen en schrijven 
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4-6

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Quiz opties kopen en schrijven 

Slide 1 - Diapositive

Beschrijf wat een opties is

Slide 2 - Question ouverte

Het kopen van aandelen, obligaties of opties

Aandelen: hier wordt je eigenaar van het bedrijf waar je aandelen van koopt.

Obligaties: hier wordt je geen eigenaar van het bedrijf maar leent het bedrijf alleen een bedrag waardoor je een vaste rente ontvangt.

Opties: het recht om een aandeel op of voor een bepaalde datum te mogen kopen of te mogen verkopen.

Slide 3 - Diapositive

Opties
recht (of plicht) om in de toekomst (aandelen) te kopen of verkopen tegen een  vooraf vastgestelde prijs
gedurende een bepaalde periode of op vastgestelde datum

Kans op veel winst (of verlies) in een korte periode

Bij opties kan je handelen/beleggen in verschillende onderliggende waarden. Maar wij gaan het hebben over aandelenopties

Slide 4 - Diapositive

Op het CE moet je het rendement op opties kunnen analyseren. Bij het gebruik van opties horen een aantal belangrijke begrippen. Koppel de begrippen aan de definities.
Uitoefenprijs
Expiratiedatum
Optiepremie
Onderliggende waarde
Het product dat gekoppeld is aan de optie.
De prijs van de optie.
Het bedrag waartegen het gekoppelde product gekocht of verkocht kan worden.
De uiterste dag waarop de optie uitgeoefend kan worden.

Slide 5 - Question de remorquage

Terminologie bij opties
  • De vooraf afgesproken prijs waartegen je de onderliggende waarde (het aandeel) kan kopen of verkopen bij deze optie, heet de uitoefenprijs
  • De uiterste datum waarop het recht kan worden uitgeoefend, heet de expiratiedatum
  • Het bedrag waartegen de optie zelf wordt verhandeld, heet de optiepremie.

Slide 6 - Diapositive

De waarde van de optie

  • De waarde van een optie (= optiepremie) is voornamelijk gebaseerd op: 
1) de koers van de onderliggende waarde
2) de looptijd van het optiecontract en 
3) de volatiliteit.


Slide 7 - Diapositive

De koper van een call optie heeft het recht om in de toekomst aandelen te verkopen tegen een vooraf afgesproken prijs.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quiz

 B: De bewering is onjuist.
 Antwoord: De koper van een call optie heeft het recht om in de toekomst aandelen te KOPEN tegen een vooraf afgesproken prijs.

Slide 9 - Diapositive

Een put optie koop je indien je verwacht dat de koers van de onderliggende aandelen gaat dalen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quiz

A: De bewering juist.


Een put optie koop je indien je verwacht dat de koers van de onderliggende aandelen gaat DALEN.

Slide 11 - Diapositive

Sjoerd heeft de afgelopen maand de koers van het aandeel ABN-AMRO goed in de gaten gehouden. Hij ziet dat de koers behoorlijk is gestegen. Voor de komende maanden verwacht Sjoerd een daling van het aandeel ABN-AMRO. Hij zit erover te denken om opties te kopen en zo te verdienen aan deze verwachte koersdaling. Wat voor soort optie kan hij dan het beste kopen?
A
Een calloptie
B
Een putoptie

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Diapositive

De koper van een optie kan nooit meer verliezen dan het bedrag waarvoor hij/zij die opties heeft gekocht
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quiz

 A: De bewering is juist.
Dat is zo. De koper van optie kan niet meer verliezen dan de optiepremie die moet worden betaald.

Slide 15 - Diapositive

Als de koper van een put optie een daling van het onderliggende aandeel verwacht, verwacht de schrijver van die put optie juist een stijging of een mindere daling - dan de koper verwacht - van dat aandeel.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quiz

 A: De bewering is juist
Inderdaad, als de koper van een put optie een daling verwacht, verwacht de schrijver van een put-optie een (lichte) stijging of een geringere daling van het aandeel van datzelfde aandeel.

Slide 17 - Diapositive

Welke stelling(en) is/zijn juist?
Stelling I: De winst van de koper van een calloptie is gelijk aan het verlies van de koper van een putoptie
Stelling II: De winst van de koper van een calloptie is gelijk aan het verlies van de schrijver van diezelfde calloptie
A
Stelling I is juist; Stelling II is onjuist
B
Stelling I is onjuist; Stelling II is juist
C
Stelling I en II zijn allebei onjuist
D
Stelling I en II zijn allebei

Slide 18 - Quiz

Welke stelling(en) is/zijn juist?
Stelling I: Bij het schrijven van opties is de maximale winst die je kunt behalen gelijk aan de ontvangen optiepremie
Stelling II: Bij het schrijven van opties loop je meer risico dan bij het kopen van opties
A
Stelling I is juist; Stelling II is onjuist
B
Stelling I is onjuist; Stelling II is juist
C
Stelling I en II zijn allebei onjuist
D
Stelling I en II zijn allebei

Slide 19 - Quiz