5v Les 2 11-04

Le ______________________
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Le ______________________

Slide 1 - Diapositive

Plan du cours
1. Les buts du cours
2. Révision Grammaire I De lijdende vorm + mini quiz
3. La prononciation des mots "écouter"
4. Grammaire II
5. Le travail du jour
6. Tu as atteint les buts ? 


Slide 2 - Diapositive

1. Les buts du cours
Aan het einde van de les...
-Heb je de uitspraak van de woordjes "écouter" geoefend, 
-Kun je zinnen in de lijdende vorm herkennen en gebruiken,
-Kun je een paar van de nieuwe werkwoorden vertalen en vervoegen. 

Slide 3 - Diapositive

 De persoon/voorwerp ondergaat de handeling.
Bijv.: La souris est mangé par le chat.
Het onderwerp staat centraal. 
Bijv.: Le chat mange la souris. 
De bedrijvende (actieve) vorm 
De lijdende (passieve) vorm

Slide 4 - Question de remorquage

Bedrijvende of lijdende vorm?
'Le pain est mangé par Jip'
A
Bedrijvende vorm
B
Allebei
C
Lijdende vorm
D
Geen van beide

Slide 5 - Quiz

Bedrijvende of lijdende vorm?
'L'homme offre un cadeau à Luc'
A
Bedrijvende vorm
B
Lijdende vorm
C
Allebei
D
Geen van beide

Slide 6 - Quiz

Is deze zin in bedrijvende of lijdende vorm?
'Les fleurs sont achetées par la femme'
A
Lijdende vorm
B
Allebei
C
Bedrijvende vorm
D
Geen van beide

Slide 7 - Quiz

2a. Grammaire I: de lijdende zin
-In de bedrijvende zin staat het onderwerp centraal
-In de lijdende zin ondergaat de persoon/voorwerp de handeling
Bijv. Le professeur donne un livre (bz)
         Le livre est donné par le professeur (lz)

Slide 8 - Diapositive

2b. Grammaire I: van BZ naar LD
-Je kan een bedrijvende zin een lijdende zin maken.
->Het lijdend voorwerp van de bedrijvende zin wordt dan het onderwerp van de lijdende zin. 
-Je maakt een zin lijdend met een vorm van être + het voltooid deelwoord. Het werkwoord "être" betekent dan "worden". 
Léo mange un sandwich                      Léo mange une banane.
Le sandwich est mangé par Léo.      La banane est mangée par L.

Slide 9 - Diapositive

2c. Grammaire I: de lijdende vorm
De lijdende vorm kan in verschillende tijden voorkomen
Stap 1: Kijk eerst in welke tijd de bedrijvende zin staat, 
Stap 2: Zet "être" + de lijdende zin in dezelfde tijd.
Futur
Luc achetera un gâteau -> Le gâteau sera acheté (par L.)
Passé-composé: 
Luc a acheté un gâteau -> Le gâteau a été acheté (par L.)

Slide 10 - Diapositive

3. La prononciation des mots
Prends ton livre à la page  107 et lis les mots "écouter". 


Slide 11 - Diapositive

4a. Grammaire II les verbes 
-Prendre: nemen
-Tenir: (vast)houden
-Venir: komen
-Connaître: kennen/ leren kennen
-Croire: geloven
-Falloir: moeten/nodig hebben
-Pleuvoir: regenen en  Suffire: voldoende zijn

Slide 12 - Diapositive

4b. Le travail du jour
Ensemble
Nous faisons l'exercice 18A ensemble. 

En autonomie
Tu fais les exercices GRAMMAIRE II ex. 18B + 18C
                 et l'exercice ECOUTER ex. 20


Slide 13 - Diapositive

5. Tu as atteint les buts ?
-Heb je de uitspraak van de woordjes "écouter" geoefend?
-Kun je zinnen in de lijdende vorm herkennen en gebruiken? 
-Kun je een paar van de nieuwe werkwoorden vervoegen? 

Slide 14 - Diapositive