sterke & zwakke werkwoorden, juni '25

Welkom
Ga rustig zitten.
Pak je spullen: NN, leesboek, schrift, pen.
Telefoon thuis of in de kluis.
Wacht rustig tot de les begint.

Van saamhorigheid tot geluidsoverlast: het dilemma van Zomerfeest Passewaaij in Tiel
Het begon ooit als een feestje voor de wijk. Zomerfeest Passewaaij is intussen een heus evenement. Drie dagen, met een begroting van 100.000 euro en optredens van bekende artiesten als Mart Hoogkamer en Samuel Welten. Uit de hele regio komen mensen naar het wijkfeest in Tiel. Tot onvrede van een aantal buurtbewoners.
1 / 42
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1-4

Cette leçon contient 42 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Welkom
Ga rustig zitten.
Pak je spullen: NN, leesboek, schrift, pen.
Telefoon thuis of in de kluis.
Wacht rustig tot de les begint.

Van saamhorigheid tot geluidsoverlast: het dilemma van Zomerfeest Passewaaij in Tiel
Het begon ooit als een feestje voor de wijk. Zomerfeest Passewaaij is intussen een heus evenement. Drie dagen, met een begroting van 100.000 euro en optredens van bekende artiesten als Mart Hoogkamer en Samuel Welten. Uit de hele regio komen mensen naar het wijkfeest in Tiel. Tot onvrede van een aantal buurtbewoners.

Slide 1 - Diapositive

  • Lezen
  • Woorden van de week
  • Doelen van deze les
  • Herhalen pv
  • Uitleg sterke en zwakke ww
  • Oefenen
  • Zelfstandig werken
  • Afsluiting

Slide 2 - Diapositive

Inhoud van de les
Terugblik
Voorkennis activeren
Instructie / uitleg
Leerdoel
Zelfstandige verwerking
Afsluiten/ evalueren

Slide 3 - Diapositive

timer
10:00
10 minuten in stilte zelfstandig lezen.

1

Slide 4 - Diapositive

Stil lezen
timer
10:00

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Planning 1KGT
Week 
Wat?
maandag 30 juni
Boekverslag inleveren
vrijdag 20 juni 2025
SO Spelling par.10-11-12
vrijdag 27 juni 2025
SO Fictie par. 1 t/m 4
4 juli 2025 moeten de cijfers ingeleverd zijn!
Dus, geen toetsen missen!

Slide 7 - Diapositive

Lesdoelen komende lessen 

  1. Ik kan uitleggen wat het verschil is tussen sterke en zwakke ww.
  2. Ik kan sterke en zwakke ww vervoegen in de vt.


Schrijf deze doelen in je schrift, zodat je aan het eind van de les kan controleren of je de doelen hebt behaald.

Slide 8 - Diapositive

Voorkennis activeren

Slide 9 - Diapositive

voorkennis activeren
denken-delen-uitwisselen
1. De leraar stelt één of meerdere vragen aan de gehele groep. 
2. De leerlingen krijgen een paar minuten de tijd om in stilte over het antwoord na te denken (denken).

Vraag die ik stel: waar denk je aan bij het woord 'werkwoord'?

Extra vraag voor de snelle lln: schrijf 5 ww op en maak er zinnen mee. 
timer
2:00

Slide 10 - Diapositive

voorkennis activeren
denken-delen-uitwisselen
3. De leerlingen bespreken met elkaar de antwoorden (delen) en formuleren een gezamenlijk antwoord.
Tijdens deze fase is het erg rumoerig.
Trap als docent niet in de valkuil om het juiste antwoord in deze fase weg te geven. Stel leerlingen vragen als zij vastlopen; hoe komt het dat jullie antwoorden verschillen? Wat voor informatie / hulp heb je nodig? Welke feedback kun je elkaar geven? Het gaat immers niet alleen om het juiste antwoord, maar vooral ook om het proces.
Vaak grijpen leerlingen naar aantekeningen of boek om hun gelijk te bewijzen. Daar wordt dus geleerd!
Tijdens het ‘denken’ en ‘delen’ heb je als docent waardevolle informatie verkregen waarmee jij je vervolgstap kunt bepalen.


Slide 11 - Diapositive

voorkennis activeren
denken-delen-uitwisselen
4. De leraar vraagt aan één van de leerlingen uit het groepje om hun antwoorden met de klas te delen (uitwisselen).
Gebruik bij het bespreken eventueel een (digitaal) hulpmiddel waarmee je leerlingen willekeurig een beurt kunt geven. Als leerlingen weten dat zij gezamenlijk verantwoordelijk en individueel aanspreekbaar zijn, wordt de fase van delen nog belangrijker. 

Slide 12 - Diapositive

Schrijf het juiste woord op.
  1. De kat (springen) uit het raam.
  2. Gisteren (gaan) ik wielrennen.
  3. Vroeger (houden) ik niet van lasagne.
  4. Volgens mij (moeten) hij gisteren het boekverslag inleveren.
  5. Hij (rennen) gisteren weg voor een grote spin.
  6. Vorige week (verhuizen) onze buren.

  • Hoe noem je de woorden die je hebt opgeschreven?
  • Welke verschillen zie je?
timer
1:30

Slide 13 - Diapositive

Sterke en zwakke werkwoorden 

Lesdoel: Ik weet wat sterke en zwakke werkwoorden zijn.

Slide 14 - Diapositive

Eerst pv herhalen

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Vidéo

Persoonsvorm

In elke zin staan werkwoorden. 
Eén daarvan is de persoonsvorm.

De persoonsvorm geeft aan het getal, de hoeveelheid en de tijd van de zin. 

Slide 17 - Diapositive

Persoonsvorm

In elke zin staan werkwoorden. 
Eén daarvan is de persoonsvorm.

De persoonsvorm geeft aan het getal, de hoeveelheid en de tijd van de zin. 

Slide 18 - Diapositive

Persoonsvorm
Persoonsvorm (pv) - het enige werkwoord dat van tijd en getal kan veranderen. Als er maar één werkwoord in de zin zit, is dat altijd de persoonsvorm.

Heb jij je huiswerk af?
Heb jij je huiswerk gemaakt?
Ik geef hem een cadeau.
Ik heb hem een cadeau gegeven.



Slide 19 - Diapositive

Tijd- & getalproef
Persoonsvorm (pv) - het enige werkwoord dat van tijd en getal (enkelvoud <> meervoud)  kan veranderen. Door enkelvoud en meervoud en tegenwoordige tijd in verleden tijd te veranderen, verandert de persoonsvorm (pv) mee. 

Heb jij je huiswerk af?
Had jij je huiswerk af?
Ik geef hem een cadeau.
Joris en ik gaven hem een cadeau.



Slide 20 - Diapositive

Tijdproef & getalproef 
1. Verander onderstaande zinnen van tijd en onderstreep de persoonsvorm.

a Op Instagram volgde ik mijn vrienden.
b De meeste leerlingen waren op tijd op school.

2. Verander onderstaande zinnen van getal en onderstreep de persoonsvorm.
c De postbodes komen een pakketje bezorgen.
d De docent op school is erg aardig.

Slide 21 - Diapositive

Zinsdelen/zinsdeelproef
  1. Onderstreep de persoonsvorm.
  2. Verander de volgorde van een zin en kijk welke woorden je samen voor de persoonsvorm kunt zetten.

Slide 22 - Diapositive

Zinsdelen/zinsdeelproef
  1. Onderstreep de persoonsvorm.
  2. Verander de volgorde van een zin en kijk welke woorden je samen voor de persoonsvorm kunt zetten.

Slide 23 - Diapositive

Voorbeeld zinsdelen maken
Vorig jaar heb ik voor mijn vrienden een damtoernooi georganiseerd.

Stap 1: wat is de persoonsvorm?
Stap 2: alles voor de persoonsvorm is één zinsdeel

Slide 24 - Diapositive

sterke en zwakke ww

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Vidéo

Terugblik
De kok .....(gebruiken) niet veel kruiden in zijn gerecht.

Slide 27 - Carte mentale

Ik weet wat sterke en zwakke werkwoorden zijn.
JA!
Nee

Slide 28 - Sondage

Sterke en zwakke werkwoorden
Verleden tijd: sterke en zwakke werkwoorden

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

STERKE

werkwoorden


hebben de KRACHT om in de verleden tijd van klank te veranderen

Slide 31 - Diapositive

VOORBEELD

STERKE WERKWOORDEN


kopen : ik koop - ik kocht

lopen : ik loop - ik liep


Slide 32 - Diapositive

zwakke werkwoorden
Bij zwakke werkwoorden blijft de klank 
(de klinker) in de verleden tijd hetzelfde.
bakken - bakten
koken - kookten

Slide 33 - Diapositive

Zwakke Werkwoorden
Zo schrijf je de persoonsvorm van zwakke werkwoorden in de verleden tijd:
enkelvoud: stam + -te of stam + -de 
(speelde, pakte)
meervoud: stam + -ten of stam + den 
(groeiden, werkten)
'T KOFSCHIP - ;T SEXYFOKSCHAAP

Slide 34 - Diapositive

Stappenplan
1.Werken= hele werkwoord
2.werk(en) eraf
3.laatste letter is k
werK
4.Zit de K in t sexy fokschaap?
Ja-> te
Nee?-> de

Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Vidéo

Is dit een sterk of zwak werkwoord?
WORDEN
A
Sterk
B
Zwak
C
Weet ik niet

Slide 37 - Quiz

Is dit een sterk of zwak werkwoord?
KOKEN
A
Sterk
B
Zwak
C
Weet ik niet

Slide 38 - Quiz

Is dit een sterk of zwak werkwoord?
GEVEN
A
Sterk
B
Zwak
C
Weet ik niet

Slide 39 - Quiz

Is dit een sterk of zwak werkwoord?
SPELEN
A
Sterk
B
Zwak
C
Weet ik niet

Slide 40 - Quiz

Zelfstandig werken
Hoe?
Zelfstandig 
Ik loop rond voor vragen
Blz.
234-235, opdr. 1, 2, 3, 6.
236-237, opdr. 2, 3, 4, 5.
238-239, opdr. 3, 5, 7.
240-241, opdr. 1, 2, 3, 5.
Opdr.
Klaar?
-Controleer jezelf
- Ga verder lezen in je leesboek

Slide 41 - Diapositive

Ik heb het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden goed begrepen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 42 - Sondage