Hoofdletters en aanhalingstekens

Startopdracht
Maak de werkbladen. 
Klaar? Lezen in stilte.
timer
10:00
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Startopdracht
Maak de werkbladen. 
Klaar? Lezen in stilte.
timer
10:00

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat gaan we doen vandaag?
  • Startopdracht nabespreken                                                 7 min
  • Uitleg aanhalingstekens                                                        10 min
  • oefenen komma's                                                                      10 min
  • Maken werkblad                                                                          15 min
  • Nabespreken                                                                                5 min
  • Beterspellen                                                                                 5 min
  • Schoolwerk & afsluiten                                                           5 min

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lesdoel
Na de les kan ik aanhalingstekens goed gebruiken, zodat ik weet hoe ik ze moet toepassen op de toets en in mijn eigen teksten.
Na de les kan ik in een zin herkennen of/waar een komma geplaatst moet worden en kan ik een zin schrijven waarin ik juist gebruik maak van een komma. 

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat heb je nodig?
  • Wisbordje
  • Pen
  • Stift
  • Schrift

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Aanhalingstekens
Je gebruikt aanhalingstekens:
  • bij de directe rede/citaten
    (let op de plaats van de aanhalingstekens en de andere leestekens).
Toen zei ze tegen me: ‘Ik wil je nooit meer zien.’
Je gebruikt geen aanhalingstekens 
  • bij de indirecte rede en bij gedachten 
  • als je het woord zelf bedoelt en niet de betekenis.
Toen zei ze tegen me dat ze me nooit meer wilde zien.
indirecte rede
In dit geval wordt beschreven wat er wordt gezegd en worden geen aanhalingstekens gebruikt.
Voorbeeld:
De jongen schreeuwde dat ze op hem moesten wachten.
directe rede
De directe rede is de letterlijke weergave van wat er wordt gezegd. Dit staat tussen aanhalingstekens.
Voorbeeld:
De jongen schreeuwde: “Wacht op mij!”

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Aanhalingstekens
Je gebruikt aanhalingstekens:
  • Als je een woord ironisch (spottend) gebruikt.
  • Wat een interessante ‘feiten’ verkondigt die man
  • Als je nadruk wilt leggen op een woord of zin.
    Allochtoon betekent letterlijk ‘uit een ander land’
  • Bij een letterlijk stukje tekst dat je overneemt.
    Op Telegraaf.nl staat: 'Australië verbiedt TikTok voor de jeugd'.  
  • Bij een zelfbedacht woord. 'binkebonken'

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Aanhalingstekens
'Je moet even een boodschap voor mij doen', zei vader. 

Hij vroeg aan zijn zusje: 'Weet jij waar mama is?'

'Weet jij hoe je 'hiërarchie' spelt?', vroeg de leraar.

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leestekens in citaat

Iets zeggen kan op verschillende manieren. Je kunt roepen, fluisteren, vragen, etc. De juiste leestekens aan het einde van het citaat komen binnen de aanhalingstekens.


Bijvoorbeeld:

Selma zei: 'Ik vond die film erg goed.'

'Ik weet niet of ik dat durf!', gilde Sharon.




Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Uitzondering

Leestekens komen binnen de aanhalingstekens.


Bijvoorbeeld


Goed: "Ik weet niet of ik dat durf!", gilde Sharon.

Fout: "Ik vond die film erg goed.", zei Sharon.

Die punt laat je weg.



Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

'Sara zei:' Ik heb een super
vakantie gehad.
A
Goed
B
Fout

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Thomas zei: 'Daar heb ik geen zin in'.
A
Goed
B
Fout

Slide 11 - Quiz

De dubbele punt mist. 
'Ik vind het niet leuk!', riep Lotte.
A
Goed
B
Fout

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Zoek de fout 

Waar ontbreekt de komma?

Wat doet dit met de betekenis van de zin?

Slide 13 - Diapositive

De komma ontbreekt in de volgende zin:
'Ben je minimaal 15 jaar beschikbaar op twee avonden en op zaterdag.'
 
De komma moet achter '15 jaar'. Zo dus: Ben je minimaal 15 jaar, beschikbaar op twee avonden en op zaterdag?

 In de huidige vorm (zonder komma) betekent de zin eigenlijk dat je 15 jaar lang beschikbaar zou moeten zijn.


Waarom gebruik je een komma?
  • Zodat de zin kloppend is. 
  • Om tijdens het lezen een korte pauze in te lassen voor de lezer. 

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Herschrijf de volgende zinnen op je wisbordje en plaats de komma op de juiste plek. 

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik heb dat T-shirt in het rood groen geel en zwart gekocht

Slide 16 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Als je morgen niet langs komt hoef ik je nooit meer te zien.

Slide 17 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Jasper mag ik het zout?

Slide 18 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

De komma's in onderstaande zin zijn juist geplaatst.
'Die vervelende, saaie, en lange les was gelukkig snel voorbij.'
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De komma's in onderstaande zin zijn juist geplaatst.
'Deze les duurt veel te lang, maar na dit uur zijn we uit.'
A
Juist
B
Onjuist

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar komt de komma?
A
Ik wil graag leren maar, ik heb geen tijd.
B
Ik wil graag leren maar ik, heb geen tijd.
C
Ik wil graag leren, maar ik heb geen tijd.
D
Ik wil graag leren maar ik heb geen tijd.

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar komt de komma?
A
Ik ben ziek want, ik at mosselen.
B
Ik ben ziek, want ik at mosselen.

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar moet de komma?
A
Als jij een film uitzoekt maak, ik het eten klaar.
B
Als jij een film uitzoekt maak ik het eten klaar.
C
Als jij een film uitzoekt, maak ik het eten klaar.
D
Als jij een film, uitzoekt maak ik het eten klaar.

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar moet de komma?
A
Ik rijd te hard want ik heb haast.
B
Ik rijd te hard, want ik heb haast.
C
Ik rijd te hard want ik heb haast.
D
Ik rijd te hard want, ik heb haast.

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Maak de werkbladen
Heb je een vraag? Steek je vinger op.
Klaar? Lezen in stilte.
timer
15:00

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Schoolwerk
LEREN VOOR DE TOETS:

THEORIE BLZ
230
232
234
236

Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Beterspellen 2A

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Beterspellen 2B

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Beterspellen 2C

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Beterspellen 2D

Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions