H3 Sparen en lenen oefentoets (les 7)

• Economie
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

H3 Oefentoets

Op 1 januari heeft Naima € 1.800 op een spaarrekening staan. Op 31 juli stort de vader van Naima € 1.400 op haar spaarrekening. Het rentepercentage bedraagt 3%. De rente wordt op het einde van het jaar bijgeschreven.
Bereken het rentebedrag voor Naima.

1 januari tot 31 juli is 7 maanden: 7/12 x 0,03 x 1.800 = 31,50

31 juli tot 31 december is 5 maanden: 5/12 x 0,03 x 3.200 = 40,00

totaal = 31,50 + 40,00 = 71,50

Op 1 januari stond er op de spaarrekening van Frits € 1.325. Op 1 maart stort Frits € 200 op zijn spaarrekening. Tot 1 oktober bedroeg het rentepercentage 4%, daarna 3,5%. Op 1 december stort Frits weer € 200 op zijn spaarrekening.
Bereken hoeveel geld er op de spaarrekening van Frits staat op 31 december na bijschrijving van de rente voor dat jaar.

1 januari saldo € 1.325 + storting 1 maart €200 + storting 1 december € 200 = € 1.725

rente over 1jan/1mrt: 2/12 x 0,04 x 1.325 = 8,83

rente over 1mrt/1okt: 7/12 x 0,04 x 1.525 = 35,58

rente over 1okt/1dec: 2/12 x 0,035 x 1.525 = 8,90

rente over 1dex/31dec: 1/12 x 0,035 x 1.725 = 5,03

Saldo op 31 dec = 1.725+8,83+35,58+8,90+5,03= 1.783,34

Een bank heeft € 120 miljoen spaargeld op spaarrekeningen staan. Over dat spaargeld betaalt de bank gemiddeld 2,3% rente per jaar. Het spaargeld leent de bank weer uit aan klanten tegen 6,4% rente per jaar.
Bereken hoeveel de bank per jaar op deze € 120 miljoen verdient.

De bank verdient het verschil tussen de rente die zij betaalt en de rente die zij ontvangt ofwel 6,4% - 2,3% = 4,1%

0,041 x € 120.000.000 = 4.920.000

Lieke heeft op 1 januari 2017 € 1.600 op een spaarrekening gestort.
Het rentepercentage is 1,4% per kwartaal en wordt aan het einde van elk kwartaal bijgeschreven.
Bereken het bedrag dat op de spaarrekening van Lieke staat op 1 juli 2020.

Van 1 januari 2017 tot 1 januari 2020 = 3 jaar = 12 kwartalen

Van 1 januari 2020 tot 1 juli 2020 = 2 kwartalen

Totaal 14 kwartalen

1.600 x 1,014^14 = 1.943,80

Welke bewering is juist of onjuist?
1: Door inflatie stijgt de koopkracht van het spaargeld.
2: Voor het kopen van een auto kun je een hypothecaire lening afsluiten. De auto is daarbij het onderpand.

1. beide beweringen zijn juist
2. beide beweringen zijn onjuist
3. alleen bewering 1 is juist
4. alleen bewering 2 is juist

Welke bewering is juist of onjuist?
I. Als je een huis wilt kopen, sluit je een persoonlijke lening af bij de bank.
II. Een doorlopend krediet is hetzelfde als kopen op afbetaling.

1. beide beweringen zijn juist
2. beide beweringen zijn onjuist
3. alleen bewering 1 is juist
4. alleen bewering 2 is juist

Clara heeft een zeilboot gekocht voor € 12.000. Zij heeft het bedrag bij de bank geleend tegen 6,5% rente en afgesproken dat zij de lening in vijf jaar met gelijke bedragen aflost. De aflossing en de rente wordt steeds aan het einde van het jaar aan de bank betaald. Bereken welk bedrag Clara aan het eind van het vijfde jaar aan de bank moet betalen.

Amir heeft een lening van € 3.600 afgesloten. De lening wordt na vier jaar in één keer afgelost. De rente is 6,25% en wordt steeds aan het eind van elk jaar betaald.
Bereken het bedrag dat Amir in totaal over alle jaren aan rente betaalt.

Amir betaalt 4 jaar een rente van 6,25% over 3.600

4 x 0,0625 x 3.600 = 900

Anneke heeft een lening van € 4000 afgesloten. Ze betaalt 48 maanden lang € 104,56 per maand.
Hoeveel rente heeft ze in totaal betaald na 48 maanden?

48 x 104,56 - 4.000 = 1.018,88