Modale werkwoorden verleden tijd

• Duits
• Middelbare school
• vmbo, mavo
• Leerjaar 3

De Duitse modale werkwoorden 

VERLEDEN TIJD

Lernziel (leerdoel)

Je kunt de Duitse modale werkwoorden in de verleden tijd vervoegen.

Wat is geen modale werkwoord?

1. Dürfen
2. müssen
3. können
4. gehen

Modale werkwoorden

können

müssen

wollen

wissen

dürfen

     mogen, toestemming       hebben 

     weten

   kunnen

    willen

    moeten 

( noodzaak)

Sleep de juiste verleden tijd stam naar het juiste werkwoord

können

müssen

dürfen

wollen

wissen

 muss

  woll

  wuss

  konn

  durf

Modale werkwoorden( vt )
_____ Sie wie spät es ist?

1. Wüssten
2. Wusste
3. Wussten
4. Wusstest

Vul de verleden tijd in van dürfen
Du.......das Auto hier doch nicht parken?

1. durftest
2. durften
3. durftet
4. durfte

Vul de verleden tijd in van können
Ich............dir nicht helfen.

1. konnte
2. konntet
3. konnten
4. konntest

Vul de verleden tijd in van wollen
Sie(ev)..............den Termin verschieben.

1. wollten
2. wollte
3. wolltet
4. wolltest

Vul verleden tijd in van wissen
............ihr, wo er gestern war?

Vul verleden tijd in van müssen
Sie( =U ).............sofort nach Hause.

Gestern ……….. wir leider nicht
(können)

1. können
2. konntet
3. könnten
4. konnten

Warum .............. du gestern nicht mitkommen (wollen)

1. willst
2. wolltest
3. wollst
4. wollte

Er .............. nicht in die Disko gehen (dürfen)

1. durfte
2. dürfe
3. durften
4. dürfte

Hebben müssen en können in de verleden tijd ook een Umlaut.

1. ja
2. nee
3. alleen in de personen enkelvoud
4. alleen in de personen meervoud

Ich (dürfen, vt) ……. es euch nicht sagen.

Er (können, vt) ……………. dir helfen.

Sie (ev)(wissen, vt) …….. noch nicht so viel.

verleden tijd
(dürfen) ______ du in die Disko gehen?

1. Dürftest
2. Darftest
3. Durftest
4. Willt

Ik weet nu hoe ik de Duitse modale werkwoorden in de verleden tijd moet vormen

😒🙁😐🙂😃