OBK _PO_4_VAKLEERTOETS

PO_4_OBK VAKLEERTOETS
De toets bestaat uit ......vragen. 
Lees de vragen goed, kies het juiste antwoord. 
Bekijk de video('s) en beantwoord de vragen in de daarop volgende dia.
Openvraag; geef een zo compleet mogelijk antwoord.
Sleepvragen: sleep het juiste antwoord naar het doel.
1 / 44
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 44 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

PO_4_OBK VAKLEERTOETS
De toets bestaat uit ......vragen. 
Lees de vragen goed, kies het juiste antwoord. 
Bekijk de video('s) en beantwoord de vragen in de daarop volgende dia.
Openvraag; geef een zo compleet mogelijk antwoord.
Sleepvragen: sleep het juiste antwoord naar het doel.

Slide 1 - Diapositive

1. gevogelte 
Je hebt voldoende productkennis over gevogelte om met motivatie voor een bepaald gevogelte en kwaliteit te kiezen
Je hebt voldoende praktische kennis om gevogelte juist te kunnen behandelen in de keuken (van opslag tot op het bord)

Slide 2 - Diapositive

Wat is een voedingswaarde van gevogelte?
A
Laag in vet
B
Rijk aan eiwitten
C
Hoog in suiker
D
Veel vitamine C

Slide 3 - Quiz

In welke delen kun je gevogelte verdelen?
A
Dij
B
Drumstick
C
Bouten
D
Borst

Slide 4 - Quiz

Voor welke bacterie moet je bij de bereiding van gevogelte oppassen?
A
Campylobacter
B
Salmonella
C
Melkzuur
D
enterohemorragische Escherichia coli

Slide 5 - Quiz

Wat is het verschil tussen tam en wild gevogelte?
A
Tam gevogelte wordt gefokt en is mals van structuur
B
Tam gevogelte is donker van vlees en vetter dan wild gevogelte.
C
Wildgevogelte wordt geschoten en is het hele jaar verkrijgbaar
D
Geen verschil

Slide 6 - Quiz

De volgende vragen gaan over
Bouillon en afleidingen.
Wat is een bouillon?
A
Een helder, geurig aftreksel van ;groenten, rund, gevogelte, vis of wild.
B
Water met een smaakje.
C
Een gebonden soep.
D
Alle vloeibare gerechten

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Vidéo

Welke technieken zag je
in de video voor het maken van een bouillon?

Slide 9 - Carte mentale

Je wilt een visbouillon maken. Hoeveel tijd heb je hier voor nodig?
A
Minimaal 8 uur
B
Maximaal 30-45 minuten
C
Maximaal 8 uur
D
Maximaal 120 minuten

Slide 10 - Quiz

Wat is pinceren en waarom doe je het?
A
Bruin maken van de botten in de oven om smaak en kleur te verkrijgen
B
Met een pincet het vlees van de botten verwijderen
C
Ontvetten van de bouillon
D
Het helder maken van de bouillon

Slide 11 - Quiz

Waarom zou je voor een halffabrikaat kiezen?
A
Betere kwaliteit dan zelf maken
B
Goedkoper
C
Constante kwaliteit
D
Te weinig personeel/ruimte

Slide 12 - Quiz

Een bouillon/ fond kun je reduceren.
Wat is het eindresultaat?
A
Een heldere bouillon
B
Een consommé
C
Een jus
D
Een glace

Slide 13 - Quiz

De volgende vragen gaan over :
VLEES.
Uit welke weefsel bestaat vlees?
A
Organen, en spierweefsel
B
Spierweefsel, vet en bindweefsel
C
Vet en bindweefsel
D
Bindweefsel

Slide 14 - Quiz

Leg uit wat het betekend als vlees veel bindweefsel heeft.

Slide 15 - Question ouverte

Wat betekend de term gemarmerd?
A
Verschillende kleuren in het vlees
B
Veel pezen in het vlees
C
Intramusculair vet
D
Taai vlees

Slide 16 - Quiz

Weinig bindweefsel 
Veel bindweefsel 
Varkenshaas
Kogel biefstuk 
Lamsschenkel 
Speklappen 
Bavette
Riblappen
Kalfsoester
Rosbief
Procureur
Schnitzel 
Ossenstaart

Slide 17 - Question de remorquage

Droge bereiding 
Natte bereiding 

Slide 18 - Question de remorquage

Leg uit wat de `draad` van het vlees is

Slide 19 - Question ouverte

de volgende slides gaan over "vleeswaren"
Wat zijn vleeswaren?
A
Alle vlees van slachtdieren, bewerkt of onbewerkt
B
Vleeswaren zijn producten van bewerkt vlees, vaak bedoeld als broodbeleg of bijgerecht
C
Alleen de edele delen van het slachtdier
D
Bewerkte producten van rund of varken

Slide 20 - Quiz

Welke vormen van conserveren worden er toegepast bij de bewerking van vleeswaren?

Slide 21 - Question ouverte

bewerkings proces: gepekeld en gekookt
Bewerkingsproces: gezouten en gedroogd
Bewerkingsproces: gefermenteerd

Slide 22 - Question de remorquage

Waarom is een rauwe ham langer houdbaar dan een gebraden rosbief?

Slide 23 - Question ouverte

Slide 24 - Diapositive

Vissen kun je indelen op lichaamsbouw, welke zijn dat?
A
Wild of gekweekt
B
Mager of vet
C
Plat of rond
D
Zoet of zoutwater

Slide 25 - Quiz

Geef 4 kenmerken van een rondvis

Slide 26 - Question ouverte

Geef de kenmerken van een platvis.

Slide 27 - Question ouverte

geef 4 voorbeelden van
vette vis

Slide 28 - Carte mentale

Aan welke drie normen moet duurzaam gevangen vis voldoen?

Slide 29 - Question ouverte

De meest verse vis is het lekkerst. Hoe herken/beoordeel je dat?
A
met je ogen en je neus
B
zacht visvlees
C
veel hom of kuit
D
bruine kieuwen

Slide 30 - Quiz

Bij welke temperatuur kun je vis het best opslaan?
A
0-2 graden Celsius
B
0-7 graden Celsius
C
2- 4 graden Celsius
D
5-7 graden Celsius

Slide 31 - Quiz

De volgende vragen gaan over :
koude sausen & dressing

Wat is een emulsie?

A
een emulsie is een mengsel van twee vaste stoffen
B
een emulsie is een mengsel van een vaste en een vloeibare stof
C
Een oplossing van een vaste stof in een vloeistof
D
Een emulsie is een mengsel van twee vloeistoffen die geen stabiel homogeen mengsel vormen.

Slide 32 - Quiz

Wat is de verhouding voor het maken van een azijnsaus ( vinaigrette) ?
A
1 deel olie 2 delen azijn
B
2 delen azijn 1 deel olie
C
3 delen azijn 1 deel olie
D
3 delen olie 1 deel zijn

Slide 33 - Quiz

Wat zijn de basiscondimenten voor een french dressing?
A
peterselie, sjalot, mosterd
B
bieslook, ketchup, worchestershire
C
dragon, sjalot, augurk
D
dille, kappertjes, ui

Slide 34 - Quiz

Waarom gebruik je een neutrale oliesoort in een vinaigrette?
A
B
Omdat een neutrale olie altijd goedkoper is dan andere oliën
C
Omdat een neutrale olie beter oplost in azijn dan andere oliën
D
Omdat een neutrale olie zorgt voor een zoete smaak

Slide 35 - Quiz

Waarom maak meng je de vinaigrette pas op het laatste moment met de salade?
A
Omdat de olie anders verdampt
B
Omdat de vinaigrette dan beter op smaak komt
C
Omdat de salade anders slap wordt
D
Omdat de salade anders te nat wordt

Slide 36 - Quiz

Mayonaise is een basis oliesaus.
wat zijn de basis ingrediënten?
A
eiwit, azijn, mosterd, neutrale olie
B
eidooier, azijn, mosterd, neutrale olie
C
sojamelk, azijn, mosterd, neutrale olie
D
heelei, azijn, mosterd, neutrale olie

Slide 37 - Quiz

remouladesaus
cocktailsaus
kerriesaus
aioli
mayonaise, augurk, ui, kappertjes, peterselie, dille
Mayonaise, ketchup, gembersiroop, cognac, geslagen room
Mayonaise, kerriepoeder, gembersiroop, room
Mayonaise, knoflook, cayennepeper

Slide 38 - Question de remorquage

De volgende vragen gaan over:
warme sauzen

Welke van de volgende sauzen is geen klassieke Franse moedersaus?
A
Béchamelsaus
B
Veloutésaus
C
Pindasaus
D
Hollandaisesaus

Slide 39 - Quiz

Wat is het hoofdingredient van een béchamelsaus?
A
Bouillon
B
Water
C
Rode wijn
D
Melk

Slide 40 - Quiz

Wat is een roux?
A
Een mengsel van ei en olie
B
Een saus op basis van wijn en kruiden
C
Een mengsel van bloem en vetstof, verhit om te binden
D
Een bouillon op basis van groenten

Slide 41 - Quiz

Waaruit bestaat een klassieke hollandaise saus?

A
Rode wijn, ui en spek
B
Bouillon, eidooier en azijn
C
Room, boter en bloem
D
Eidooier, boter, castric en citroensap

Slide 42 - Quiz

Geef de stappen ( 10) aan voor het bereiden van een kalfsjus ( jus de veau)

Slide 43 - Question ouverte

Leg uit waarom de saus complementerend aan het hoofdgerecht moet zijn.
A
Omdat het anders moeilijk is om de gerecht warm te houden
B
Omdat de saus de smaak, textuur en uitstraling van het gerecht moet aanvullen
C
Omdat de saus altijd hetzelfde moet smaken, ongeacht het gerecht
D
Omdat een saus vooral dient om het bord op te vullen

Slide 44 - Quiz