Examen 4kader 2025

Examen Nederlands
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Examen Nederlands

Slide 1 - Diapositive

Tips voor het examen. Welke tips heb jij?

Slide 2 - Carte mentale

Wat neem je mee naar het examen? 
- Koptelefoon zonder bluetooth
- woordenboek
- positieve motivatie

Slide 3 - Diapositive

Leesvaardigheid 
* opbouw van een tekst
* schrijfdoelen
* tekstsoorten
* hoofdgedachte en onderwerp
* signaalwoorden en tekstverbanden
* leesstrategieën

Slide 4 - Diapositive

Inleiding

Slide 5 - Diapositive

Inleiding

Slide 6 - Diapositive

Wat is een anekdote?
A
Een leesteken dat laat zien dat er een citaat begint.
B
Een kort, grappig verhaaltje over iets wat echt gebeurd is.
C
Een afsluiting van de tekst, waarin de schrijver een advies geeft.
D
Een korte inleiding van de tekst, waarin de schrijver zijn mening geeft.

Slide 7 - Quiz

Functie van de kern

Slide 8 - Diapositive

Vragen over het slot

Slide 9 - Diapositive

In een tekst kan een illustratie staan. Wat doet een illustratie in een tekst NIET?
A
Samenvatten van de tekst
B
Verduidelijken van de tekst
C
Extra informatie geven over de tekst
D
Tekst extra benadrukken.

Slide 10 - Quiz

Functies van een illustratie

Slide 11 - Diapositive

Doelen van een tekst
  • Informeren (feitelijke informatie - nieuwsbericht)
  • Activeren /overhalen (tot handelen aanzetten - reclame)
  • Overtuigen (mening geven - debat / betoog)
  • Amuseren/vermaken (plezier beleven aan een tekst - film)
  • Instructie geven (uitleg geven hoe iets moet - recept). 

Slide 12 - Diapositive

Tekstdoelen:
Op welke manier kun je het doel van de tekst vinden?
A
Door de inleiding goed te lezen. Daar schrijft de schrijver het doel vaak neer.
B
Als je die goed leest, weet je welk tekstdoel de schrijver gebruikt in de tekst.
C
Door de bron van de tekst te bekijken. De bron geeft een aanwijzing voor het tekstdoel.
D
Door het slot te lezen. De schrijver geeft daar aanwijzingen over het tekstdoel.

Slide 13 - Quiz

Hoofdgedachte van de tekst

Slide 14 - Diapositive

Signaalwoorden
* De verschillende delen van de tekst hebben altijd een relatie met elkaar. 
* Signaalwoorden geven verbanden aan tussen zinnen en tussen alinea's.
* LEER DE SIGNAALWOORDEN EN TEKSTVERBANDEN.

Slide 15 - Diapositive

Signaalwoorden

Slide 16 - Diapositive

Wat betekent citeren?
A
Het letterlijk aanhalen van alle woorden van de titel van de tekst
B
Het letterlijk aanhalen van een zin of aantal woorden uit de tekst.
C
Het letterlijk aanhalen van één woord in de tekst.
D
Het letterlijk aanhalen van de samenvatting van de tekst.

Slide 17 - Quiz

Vraagsoort: meerkeuzevragen
Stap 1: Lees eerst alleen de vraag.
Stap 2: Lees nog een keer het tekstgedeelte.
Stap 3: Zoek in de tekst zelf het antwoord op de vraag.
Stap 4: Vergelijk jouw antwoord met de antwoorden bij de vraag.
Streep de antwoorden weg die niet goed zijn. Kies het beste antwoord.

LET OP: de antwoorden van de meerkeuzevragen worden gegenereerd door een computer. Deze zet de antwoord op alfabetische volgorde. Het kan dus zo zijn dat je 4 of 5 keer achter elkaar hetzelfde antwoord moet neerschrijven. Ga dus niet aan jezelf twijfelen!!!!

Slide 18 - Diapositive

Advertentie          
Illustraties kunnen verschillende functies hebben. 
- Helpen bij het begrijpen van de tekst
- Bedoeld om aandacht te trekken
- Noodzakelijke toevoeging
- Ter 'versiering'
Lettertypes
- belangrijk bij de opmaak van de tekst.
- Belangrijk voor de nadruk
Lees sowieso de volledige tekst; laat je niet afleiden door alle andere informatie

Slide 19 - Diapositive

 Advertentie:
Commerciële of ideële reclame

Slide 20 - Diapositive

Schrijfopdracht
- Artikel
- Zakelijke mail
- Zakelijke brief

Slide 21 - Diapositive

12 punten:
  •  Inhoud: 6 pnt
Alle punten die gevraagd worden, moeten in je schrijfopdracht zitten. Elk onderdeel dat niet of niet goed in je tekst staat, kost je een punt.

  • Taalgebruik: 4 pnt
Met taalgebruik wordt bedoeld: formulering, spelling en interpunctie.

  •  Presentatie: 2 pnt
Je tekst moet overzichtelijk en volgens de afgesproken regels (=conventies) geschreven zijn.

Slide 22 - Diapositive

Zakelijke e-mail

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Artikel

Slide 25 - Diapositive

Titel Artikel

  • Inleiding
  • Kern
  • Slot


Naam
Klas




Slide 26 - Diapositive

Zakelijke brief 

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Overige tips schrijfopdrachten
  • De tekst moet uit minimaal 100 woorden bestaan. Anders krijg je geen punten voor  conventies. 
  • Haal zoveel mogelijk informatie uit de situatieschets. 
  • Schrijf zoveel mogelijk woorden over uit de situatieschets. Hiermee beperk je het risico op taalfouten.  
  • Schrijf alleen in de opdracht wat er echt moet staan. Ga er niet zelf informatie bij verzinnen. 
  • Houd je aan de opdracht.
  • Elke zin begint met een hoofdletter en eindigt met een punt.
  • Maak de zinnen niet te lang.

Slide 29 - Diapositive

Veelgemaakte spelfouten
  • lindecollege / Lindecollege / linde college --> Linde College
  • hallo, ik ben...
  • na aanleiding van --> naar aanleiding van
  • Me/mijn, u/uw, jou/jouw
  • komma voor voegwoorden (want, maar, omdat)
  • Woorden zoveel mogelijk aan elkaar schrijven
  • getallen tot 20 in woorden. Mijn vier klasgenoten....

Slide 30 - Diapositive

Veelgemaakte spelfouten
  • ik ben opzoek naar een bijbaan --> op zoek
  • Wij wouden / ik wou --> Wij wilden, ik wilde 
  • werkwoordspelling: ik-vorm NOOIT met DT


Slide 31 - Diapositive

Spelregels examen deel 1
Je maakt alle examens op de computer van school. 
Je mag zelf oordopjes, woordenboek, pen/potlood en rekenmachine meenemen. Lenen mag niet! 
Ook niet als iemand al klaar is met zijn examens. 
Uiteraard zijn alle elektronische hulpmiddelen behalve de rekenmachine verboden.  Neem dus ook geen telefoon, smartwatch ect. mee naar lokaal 132. Thuis of in je kluis!

Slide 32 - Diapositive

Spelregels examen deel 2 
Doe ff normaal
  1. Focus je gedurende twee klokuren op jouw examen. 
  2. Dus maak geen onnodig geluid in woord en gebaar. 
  3. Communiceer op geen enkele wijze met je vrienden tijdens het examen. Ook niet zonder woorden. 
  4. Laat elke vorm van fraude achterwege. 
  5. Stel geen onnodige vragen, zoals doe ik het zo goed, moet ik hier dan optellen, is dit dan het juiste antwoord. 
  6. De aanwezige docent gaat jou echt niet het goede antwoord geven. 
  7.  Dus hou je echt aan de spelregels anders ben je de sjaak. 
  8. Je wordt verwijderd uit het lokaal en je examen wordt onwettig verklaard.  
  9. Daar gaat dan je kans op een diploma

Slide 33 - Diapositive

En nu oefenen...

Maak het examen dat je krijgt. 


https://eindexamensite.nl/teacherexam/32000/start


Slide 34 - Diapositive