kwisjes ontwikkeling kind

De Peuterfase is van
A
0-1 jaar
B
2-4 jaar
C
4-6 jaar
D
6-9 jaar
1 / 30
suivant
Slide 1: Quiz
Pedagogisch werkMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

De Peuterfase is van
A
0-1 jaar
B
2-4 jaar
C
4-6 jaar
D
6-9 jaar

Slide 1 - Quiz

De fase van het ouder basisschoolkind is van
A
2-4 jaar
B
6-9 jaar
C
9-12 jaar
D
12-15 jaar

Slide 2 - Quiz

De fase van de Adolescent is van
A
9-12 jaar
B
12-15 jaar
C
15-18 jaar
D
18-21 jaar

Slide 3 - Quiz

Welk gelukshormoon komt vrij bij aanraking?
A
Melatonine
B
Endorfine
C
Insuline
D
Betadine

Slide 4 - Quiz

Ieder mens is in staat om met de ogen dicht bepaalde lichaamsdelen (zoals hoofd, neus, elleboog) aan te wijzen. Dit noemen we....
A
Oppervlakkige tastzin
B
Matige tastzin
C
Diepe tastzin
D
Open tastzin

Slide 5 - Quiz

Wat is een fontanel?
A
Een soort tandheelkundige aandoening.
B
Een zachte plek op het hoofd van een baby.
C
Een type kinderziekte.
D
Een merk van babyvoeding.

Slide 6 - Quiz

Hoeveel fontanellen heeft een pasgeboren baby normaal gesproken?
A
1
B
2
C
4
D
6

Slide 7 - Quiz

Wat is de belangrijkste functie van de fontanellen?
A
Ze helpen bij het kauwen van voedsel.
B
Ze reguleren de lichaamstemperatuur van de baby.
C
Ze maken de schedel van de baby flexibel tijdens de geboorte.
D
Ze bevorderen de groei van het haar van de baby.

Slide 8 - Quiz

Wanneer zijn alle fontanellen gesloten?
A
Bij de geboorte.
B
Op de leeftijd van 4 maanden.
C
Rond de leeftijd van max. 3 jaar.
D
Rond het tiende levensjaar.

Slide 9 - Quiz

Welk type fontanel sluit meestal eerst, de voorste of de achterste?
A
De voorste fontanel.
B
De achterste fontanel.
C
Beide sluiten tegelijkertijd.
D
Er is geen vast patroon.

Slide 10 - Quiz

Les 4 seksuele ontwikkeling

Slide 11 - Diapositive

Welke term wordt gebruikt om reflexen te beschrijven die vanaf de geboorte aanwezig zijn en niet meer verdwijnen?
A
Voorbijgaande reflexen
B
Ontwikkelingsreflexen
C
Verdiepende reflexen
D
Blijvende reflexen

Slide 12 - Quiz

Welke van de volgende reflexen is een voorbeeld van een blijvende reflex bij volwassenen?
A
Moro-reflex
B
Zuigreflex
C
Knipperreflex
D
Grijpreflex

Slide 13 - Quiz

Welke reflex zorgt ervoor dat zuigelingen automatisch hun vingers om een object heen sluiten, wanneer het hun handpalmen raakt?
A
Moro-reflex
B
Grijpreflex
C
Hoofdreflex
D
Schrikreflex

Slide 14 - Quiz

Bij welke reflexen opent de baby beide armen?
A
Grijpreflex
B
Moro-reflex
C
Loopreflex
D
duikreflex

Slide 15 - Quiz

Als jonge kinderen zich voortbewegen met beide armen, ellebogen en knieën noemen we dit....
A
Robben
B
Tijgeren
C
Billenschuiven
D
kruipen

Slide 16 - Quiz

Als de baby zich bij het voortbewegen afzet met alleen beide handen, noemen we dit ....
A
Robben
B
Tijgeren
C
Billenschuiven
D
Kruipen

Slide 17 - Quiz

Met de schuttershouding doet het kind een poging om te
A
Zitten
B
kruipen
C
Staan
D
Liggen

Slide 18 - Quiz

Als de baby zich kan omdraaien van rugligging naar buikligging en andersom, noemen we dat.....
A
Durfbeweging
B
Slurfbeweging
C
Slurpbeweging
D
Turfbeweging

Slide 19 - Quiz

In welke fase van de seksuele ontwikkeling spreekt men van een voor kinderen seksueel rustige fase?
A
Orale fase
B
Anale fase
C
Fallische fase
D
Latentieperiode

Slide 20 - Quiz

Op welke leeftijd volgens Freud begint de eerste fase van de seksuele ontwikkeling?
A
Orale fase
B
Anale fase
C
fallische fase
D
Latentie fase

Slide 21 - Quiz

Wat is volgens Freud het belangrijkste 'conflict' tussen kinderen en ouders in de fallische fase ?
A
Strijd om onafhankelijkheid
B
Strijd om voedsel
C
Strijd om controle over ontlasting
D
Strijd om ouderlijke liefde en aandacht

Slide 22 - Quiz

Freuds theorie gaat er over dat gedrag grotendeels wordt bepaald door onbewuste krachten en verlangens? Hoe wordt deze theorie genoemd?
A
Psychotherapie
B
Behaviorisme
C
Psychoanalyse
D
Humanisme

Slide 23 - Quiz

In welke fase van de seksuele ontwikkeling ontstaat het Oedipuscomplex?
A
Orale fase
B
Anale fase
C
Fallische fase
D
Latentieperiode

Slide 24 - Quiz

Les 7 cognitieve ontwikkeling

Slide 25 - Diapositive

In welke fase van de cognitieve ontwikkeling volgens Piaget ontwikkelen kinderen het vermogen om abstract denken en hypothetisch redeneren te gebruiken?
A
Sensomotorische fase
B
Preoperationele fase
C
Concreet-operationele fase
D
Formeel-operationele fase

Slide 26 - Quiz

In welke fase van Piagets theorie leren kinderen objectpermanentie, wat betekent dat ze begrijpen dat objecten blijven bestaan, zelfs als ze ze niet kunnen zien?
A
Sensomotorische fase
B
Preoperationele fase
C
Concreet-operationele fase
D
Formeel-operationele fase

Slide 27 - Quiz

Tijdens welke fase van de cognitieve ontwikkeling volgens Piaget zijn kinderen egocentrisch en vooral op zichzelf gericht?
A
Sensomotorische fase
B
Preoperationele fase
C
Concreet-operationele fase
D
Formeel-operationele fase

Slide 28 - Quiz

In welke fase van de cognitieve ontwikkeling volgens Piaget leren kinderen ordenen, tellen en rekenen en kunnen ze lengte en hoeveelheid inschatten?
A
Sensomotorische fase
B
Preoperationele fase
C
Concreet-operationele fase
D
Formeel-operationele fase

Slide 29 - Quiz

Welke fase van Piagets theorie wordt gekenmerkt door het ontstaan van symbolisch denken, het vermogen om taal te gebruiken en het ontwikkelen van fantasie?
A
) Sensomotorische fase
B
Preoperationele fase
C
Concreet-operationele fase
D
Formeel-operationele fase

Slide 30 - Quiz