herhaling leerdoelen havo 4

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Welkom in het laatste blokuur!

programma 16 juni

• herhalen spellen, formuleren en oefenvraag (eerste uur)
• oefening met een kort literair verhaal (tweede uur)
• Kortom, voorbereiding op de toets over vier gelezen boeken en theorie in de toetsweek.

leerdoelen voor de pauze

1. Ik ontdek of ik scherp genoeg ben op spelling en formulering.
2. Ik ontdek of ik bepaalde literaire begrippen nog beter moet leren.
3. Ik oefen actief met een voorbeeldvraag.

weet je het nog?

spelling en verwijswoorden

Waarom?

Spellen en formuleren tellen mee.

De hoofdpersoon (worden) door zijn beste vriend belachelijk gemaakt.

Het (gebeuren) in het verhaal vaker dat je even de draad kwijt bent.

De schrijver (vinden) het belangrijk om de lezer te laten nadenken.

Helaas is het een verhaal waarin maar heel weinig (gebeuren).

De schrijver (willen) je graag laten zien hoe Amsterdam er zo'n 100 jaar geleden uitzag.

Het verhaal ... ik gelezen heb, was zo ontzettend spannend.

1. dat
2. die
3. wat

De auctoriale verteller ... het verhaal vertelt, geeft de lezer veel vooruitwijzingen.

1. dat
2. die
3. wie

Het is een ... verhaal voor mensen die houden van een realistisch verhaal.

1. interessant
2. intressant

Voor mij is het ... dat een verhaal een ik-verteller heeft.

1. belangerijk
2. belangrijk

weet je het nog?

theorie literaire begrippen

Een verhaal begint op 13 oktober. Vervolgens is het 6 oktober en daarna 7 oktober. Is dat verhaal chronologisch?

1. ja
2. nee

In een verhaal staat: "Als hij toen had geweten wat de gevolgen van zijn daad zouden zijn had hij het niet gedaan."

1. terugwijzing
2. vooruitwijzing

Je leest het verhaal door de ogen van de hoofdpersoon. Aan het einde van het verhaal blijkt dat wat jij dacht dat waar was helemaal niet klopt.

1. alwetende verteller
2. auctoriale verteller
3. onbetrouwbare verteller

Een vooruitwijzing is een manipulatie van de tijd die het verhaal spannender maakt.

1. waar
2. niet waar

nut van literaire begrippen

• maken het mogelijk een verhaal beter te begrijpen
• maken het mogelijk om je mening goed duidelijk te maken

leerdoelen op een rij 1 p. 173

• Ik weet welke criteria gebruikt worden om uitspraken te doen over literaire teksten.
• Ik kan verschillende criteria hanteren om te bepalen in hoeverre een tekst literair is.
  
• originaliteit
• voorspelbaarheid
• diepere laag

leerdoelen op een rij 2 p. 179

• Ik kan verschillende soorten personages onderscheiden.
• hoofdpersoon
• bijfiguren
• tegenspeler ( zorgt dat hoofdrolspeler optimaal tot zijn recht komt denk aan Voldemort)
• typen

leerdoelen op een rij 3 p. 179

• Ik kan de ontwikkeling van een personage beschrijven.
• conflictmodel

leerdoelen op een rij 4 p. 183

• Ik kan de verschillende perspectieven onderscheiden.
• ik-perspectief of ik-verteller
• hij/zij- of personaal perspectief of personale verteller
• auctoriaal perspectief of auctoriale verteller
• wisselend perspectief 

leerdoelen op een rij 5 p. 183

• Ik kan de verschillende perspectieven onderscheiden.
• onbetrouwbaar perspectief

leerdoelen op een rij 6 p. 187

• Ik kan het tijdsverloop onder woorden brengen.
• historische tijd (wanneer)
• de vertelde tijd (de duur van het verhaal)
• chronologie (volgens de klok)

leerdoelen op een rij 7 p. 187

• Ik kan de manipulaties van de chronologie in een verhaal herkennen.
• verhaal is niet chronologisch
• flashback of terugwijzing (meer informatie of informatie die spanning opwekt)
• flashforward of vooruitwijzing (informatie die spanning opwekt)

leerdoelen op een rij 8 p. 193

• Ik kan motieven herkennen en begrijpen.
• Ik kan een onderscheid maken tussen het onderwerp en het thema van een literaire tekst.
• onderwerp = Waar gaat het verhaal over?
• thema = Wat is de visie van de auteur? Waar moet de lezer over nadenken?

leerdoelen op een rij 9

• Ik kan een verhaal analyseren en interpreteren.
• Waarover gaat het verhaal? Wat is de diepere laag van het verhaal?

leerdoelen herhaald

Onthoud:

1. We gebruiken deze termen om een boek beter te begrijpen en om goed over een boek te kunnen praten.
2. Het gaat er dus om dat je de begrippen kunt gebruiken om te praten over de door jou gelezen boeken. 

opdracht individueel 10 minuten in je schrift

Een klasgenoot vraagt jou of je de tijd van een van de door jou gelezen boeken aan hem wilt uitleggen. Jij kiest een van je boeken en legt uit hoe het zit met de tijd.

Gebruik in ieder geval de begrippen historische tijd en vertelde tijd en leg uit uit of het verhaal chronologisch is verteld of niet. Betrek de inhoud van het verhaal in je antwoord. minimaal 50 woorden

Welke leerdoelen hebben  we het eerste lesuur behandeld?

1. Ik ontdek of ik scherp genoeg ben op spelling en formulering.
2. Ik ontdek of ik bepaalde literaire begrippen nog beter moet leren.
3. Ik oefen actief met een voorbeeldvraag.

leerdoelen tweede lesuur

1. Ik oefen aan de hand van een kort verhaal mijn kennis van de literaire begrippen.
2. Ik oefen aan de hand van een kort verhaal met het beantwoorden van vragen over literatuur.

Zwarte sterren

• We lezen een deel van verhaal samen.
• Dan lees je het zelf af.
• Vervolgens ga je individueel aan de slag met de vragen.
• Je hebt 15 minuten om de vragen te maken.
• Controleer jezelf goed op spelling en formulering.
• Klaar?  theorie doornemen

leerdoelen tweede lesuur

1. Ik oefen aan de hand van een kort verhaal mijn kennis van de literaire begrippen.
2. Ik oefen aan de hand van een kort verhaal met het beantwoorden van vragen over literatuur.

exit ticket in je schrift 5 minuten

1. Wat heb jij nog te doen om je goed voor te bereiden op de toets?
2. Maak voor jezelf een stappenplan. Wat moet eerst? Denk aan: leren theorie (welke dan precies), lezen boeken, uittreksels raadplegen enz
3. Heb je nog vragen?

woensdag laatste les

Quiz met prijzen!