5.9 spelling: trappen van vergelijking

5.9

Spelling
Trappen van vergelijking
Nederlands
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

5.9

Spelling
Trappen van vergelijking
Nederlands

Slide 1 - Diapositive

Stillezen
timer
10:00

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...

  • kan ik trappen van vergelijking maken.

  • weet ik wanneer ik dan of als gebruik in een zin.

Slide 3 - Diapositive

Trappen van vergelijking
Je stelt iets vast.
Je maakt het groter
Je overtreft alles

Slide 4 - Diapositive

Uitzondering
Bij enkele woorden zijn
de trappen van vergelijking iets anders.

Kim heeft een oude rolstoel,
maar die rijdt nog goed.

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Slide 7 - Diapositive

DE FOUTJES
  1. Lisa is jonger als mij.
  2. Gebruik 'dan' en 'als' niet door elkaar. 'Dan' komt altijd na een vergrotende trap.
  3. Lisa is jonger dan ik (ben).

Slide 8 - Diapositive

Als/dan
Gebruik dan:
- bij een vergotende trap: meer dan, kleiner dan, mooier dan
- bij ander, andere en anders: het is anders dan ik dacht.

Gebruik als:
- bij net zo en even: net zo groot als, even mooi als
- bij niet zo: niet zo groot als
- bij drie keer, vier keer zo: vier keer zo groot als..

Slide 9 - Diapositive

                                              



LEZEN

Slide 10 - Diapositive

Welke overtreffende trap is juist?
beleefder-liefst-meest moeilijkst-rijker-sportiever-zwaarst

Slide 11 - Question ouverte

Volgens de coach speelde ik net zo goed.........
A
als
B
dan

Slide 12 - Quiz

Volgens de coach speelde ik net zo goed als .....
A
haar
B
zij

Slide 13 - Quiz

Kun jij beter hoofdrekenen .....
A
als
B
dan

Slide 14 - Quiz

Kun jij beter hoofdrekenen .....
A
ik
B
mij

Slide 15 - Quiz

Het tegenwoordig deelwoord

Slide 16 - Diapositive

Wat is het tegenwoordig deelwoord?
A
Een voltooid deelwoord
B
Een onvoltooid deelwoord

Slide 17 - Quiz

tegenwoordig deelwoord

In welke zin is het tegenwoordig deelwoord goed gespeld?
A
Huilend kwam de leerling de klas binnen.
B
Huilent kwam de leerling de klas binnen.
C
Huilende kwam de leerling de klas binnen.
D
Huilen kwam de leerling de klas binnen.

Slide 18 - Quiz

Wat is het tegenwoordig deelwoord van: razen

Slide 19 - Question ouverte

Wat is het tegenwoordig deelwoord van: ontwikkelen

Slide 20 - Question ouverte

Wat is het tegenwoordig deelwoord van 'zuchten'?

Slide 21 - Question ouverte

Vond je de lesstof moeilijk (0) of makkelijk (100)?
0100

Slide 22 - Sondage

Opdrachten 5.9
Opdracht 1                                                    
Opdracht 4
Opdracht 6
Opdracht 7
Opdracht 8
Opdracht 10
Opdracht 11







Slide 23 - Diapositive