Examentraining gedrag

Gedrag.
BI/V/2 Gedrag bij mens en dier
1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Gedrag.
BI/V/2 Gedrag bij mens en dier

Slide 1 - Diapositive

Wat is gedrag?
A
het maken van alle bewegingen van een mens of een dier.
B
alles wat een dier of mens doet, dus ook zweten en huilen.
C
alles wat een dier doet om zijn baasje het naar zijn zin te maken.
D
een respons

Slide 2 - Quiz

Mira is buiten aan het werk. Ze krijgt het warm en trekt haar jas uit.
Is het uittrekken van haar jas een respons op een inwendige of op een uitwendige prikkel?
A
inwendige prikkel
B
uitwendige prikkel

Slide 3 - Quiz

Gedrag beschrijven
Objectief!
*ethogram 
lijst van alle soorten gedrag die bij een dier voorkomen.

*protocol
lijst van waargenomen gedragingen bij een dier.

Slide 4 - Diapositive

ethogram
protocol

Slide 5 - Diapositive

Een gedragsketen vindt uitsluitend plaats tussen twee individuen van een verschillende soort
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quiz

Hoe heet een opeenvolging van handelingen waarbij het effect van de ene handeling leidt tot een volgende handeling?
A
ethologie
B
gedragsketen
C
respons

Slide 7 - Quiz

Sleutelprikkel

is een prikkel die steeds tot dezelfde vaste respons leidt.

een dier wordt door zijn erfelijke aanleg ''gedwongen'' om op de sleutelprikkel te reageren.

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Supranormale prikkels

Een koekoek heeft  een felgekleurdere snavel en zal dus meer te eten krijgen van zijn pleegouders.


=een prikkel waar sterker op gereageerd wordt.

Slide 11 - Diapositive

Aangeboren

alles wat je meteen al kan is aangeboren gedrag.

Bij dieren noem je dit ook wel instinct


Bijvoorbeeld: 

gapen

dieren die meteen na geboorte kunnen opstaan en lopen




Slide 12 - Diapositive

Aangeleerd gedrag
Al het gedrag wat je nog niet direct vanaf de geboorte kan is aangeleerd.
leren door nadoen 
leren door inprenten 
leren door trial and error
leren door conditionering
leren door na te denken -> inzicht

Slide 13 - Diapositive

Inprenten
  • In de eerste weken leren jonge dieren en baby's wie hun ouders zijn.

  • Baby's herkennen binnen 2 dagen de geur van hun moeder.

  • Een jonge eend dat uit zijn ei komt, leert direct de vorm en geluiden van zijn moeder herkennen.

Slide 14 - Diapositive

Gewenning

  • Mensen en dieren leren om niet op alle prikkels te reageren.

  • Vogels leren bijvoorbeeld dat vogelverschrikkers geen gevaar vormen. Ze zullen er dan niet meer op reageren.

Slide 15 - Diapositive

Trial and error
  • Leren met 'vallen en opstaan'.

  • Door uitproberen leren dieren bijvoorbeeld wat wel en niet eetbaar is.

  • Trial and error heet ook wel proefondervindelijk leren.

  • In het plaatje hiernaast zie je ook een voorbeeld van trial and error.

Slide 16 - Diapositive

Inzichtelijk leren

  • Leren door nadenken.

  • Dieren en mensen bedenken in hun hoofd hoe ze een probleem moeten oplossen.

  • De kraai hiernaast vult de vaas met stenen, zodat het water omhoog komt. Als het water hoog genoeg komt kan hij drinken.

Slide 17 - Diapositive

Conditioneren
  • Leren door een verband te leggen tussen het gedrag en het gevolg daarvan.

  • De hond hiernaast heeft geleerd dat hij een beloning krijgt wanneer hij een trucje laat zien (op zijn achterpoten zitten), wanneer de baas dit vraagt.

  • Gedrag: op zijn achterpoten zitten. 
       Gevolg: Beloning (snoepje en vriendelijke woorden).

Slide 18 - Diapositive

Imiteren

  • Leren door nadoen.

  • Hiernaast zie je dat welpen leren drinken door hun moeder na te doen.

  • Zo leren kinderen bijvoorbeeld met bestek eten. En leren vogels vliegen.

Slide 19 - Diapositive


A
inprenting
B
gewenning
C
conditionering
D
inzichtelijk leren

Slide 20 - Quiz


A
conditionering
B
inprenting
C
trial and error
D
gewenning

Slide 21 - Quiz


A
inzichtelijk leren
B
trial and error
C
conditionering
D
gewenning

Slide 22 - Quiz

Hoe heet "versieren" in de dierenwereld?
A
Oversprong gedrag
B
Balts gedrag
C
Dominant gedrag
D
Onderdanig gedrag

Slide 23 - Quiz

Een partner vinden
Dieren vinden een partner door baltsgedrag te vertonen.

Dieren maken bij de balts gebruik van (overdreven) signalen.

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Vidéo

Wat is het doel van de balts?
A
Gezellige tijd hebben
B
Kennis maken
C
Voorbereiding op paren
D
Pronken

Slide 26 - Quiz

Functies van de balts
  • Te laten zien dat je wilt paren
  • Te laten zien hoe sterk of zorgzaam je bent
  • De angst voor elkaar te verminderen
  • Gelijktijdig klaar te zijn voor de paring

Slide 27 - Diapositive

Voortplanting gedrag



Bij vogels en vissen noem je dit balts

Bij zoogdieren noem je dit bronst

Broedzorg: verzorgen van eieren of jongen


Slide 28 - Diapositive

Een 'eigen' gebied van een dier noem je ook wel een .... ?
A
Territorium
B
Balts
C
Domein
D
Huis

Slide 29 - Quiz

Territoriumgedrag

Dieren kunnen een eigen gebied hebben waar ze in leven. Dit noem je een territorium. De grenzen van dit gebied markeren ze door urine of geurstoffen.




Slide 30 - Diapositive

Dreig / imponeergedrag
Gedrag waarbij een dier zich zo groot en indrukwekkend mogelijk maakt.

Slide 31 - Diapositive

Rangorde in groepen bv. pikorde

Slide 32 - Diapositive

De baas in de groep
Het dominante dier is de baas over de onderdanige dieren in de groep.

Rangorde: een groep met dominante en onderdanige dieren, waar iedereen zijn plek kent.

Een rangorde brengt rust in de groep, de regels zijn duidelijk. 

Bij hennen heet de rangorde: pikorde.

Slide 33 - Diapositive

Wat is een signaal?
A
Een handeling
B
Een boodschap voor soortgenoten

Slide 34 - Quiz

Inwendige prikkel
Uitwendige prikkel
dolfijn ziet een vis en vangt hem
dolfijn in de nathuur heeft honger

Slide 35 - Question de remorquage

Een jonge eend, net uit het ei, volgt meteen zijn moeder
A
Imiteren
B
Trail and error
C
Inzicht
D
Inprenting

Slide 36 - Quiz

Een harde knal is een
A
Inwendige prikkel
B
Uitwendige prikkel

Slide 37 - Quiz


Je hebt honger.
A
Inwendige prikkel
B
Uitwendige prikkel

Slide 38 - Quiz

Een blauwe reiger staat op zijn lange poten aan de rand van een sloot langdurig onbeweeglijk naar het water te kijken. Plotseling flitst zijn kop in de richting van een rimpeling in het water. De kop komt weer uit het water tevoorschijn, waarna de reiger een kikker naar binnen schrokt.

Is het met zijn kop naar de rimpeling in het water flitsen en de kikker ophappen een prikkel of respons?
A
prikkel
B
respons

Slide 39 - Quiz

Prikkel/respons
Sleep de stukjes tekst naar de juiste plek
respons
prikkel
Je ruikt een gaslucht
Je schrikt
Je loopt naar het gasfornuis
Je ziet dat de gasknop open staat
Je draait het gas uit

Slide 40 - Question de remorquage

In welke volgorde doe je biologisch onderzoek?
Probleemstelling
Onderzoeksvraag
Verwachting
Werkplan
Resultaten
Conclusie

Slide 41 - Question de remorquage

Wat betekend objectief?
A
Je mening geven
B
Je houden aan de feiten
C
Een object bekijken
D
Objectieven gebruiken

Slide 42 - Quiz

Gedragsketen
Protocol
Ethogram

Slide 43 - Question de remorquage