22. Mai 2025 / Schreiben

Flexuur naamvallen: voor liefhebbers
Vandaag: 14.15 uur en 14.50 uur lokaal 213
Maandag 26 mei: 8.10 uur, 14.00 uur, 14.50 uur en 15.40 uur
lokaal 108
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Flexuur naamvallen: voor liefhebbers
Vandaag: 14.15 uur en 14.50 uur lokaal 213
Maandag 26 mei: 8.10 uur, 14.00 uur, 14.50 uur en 15.40 uur
lokaal 108

Slide 1 - Diapositive

Lernziele

  • Je hebt taaltoets 3 bekeken en kunt aangeven wat je goed hebt gedaan en wat je ene volgende keer anders gaat doen.
  • je kunt het naamvallenschema toepassen

Programm

1 Taaltoets 3 bespreken 
2 oefening naamvallen (vormen)

Slide 2 - Diapositive

Opvallende zaken taaltoets 3
denken - dachte - gedacht
Sterk werkwoord met e in de stam.
Toch uitzondering: du denkst.
du dinkst: regel toegepast = goedgekeurd

Slide 3 - Diapositive

Taaltoets 3

- Tassen incl. etui, pennen, potloden, markeerstiften voor in de klas.
- uitdelen antwoordblad en toets per koppel
Wat ga je doen?

- voordat je een vraag gaat stellen: Pak de toets erbij en probeer eerst zelf het antwoord te ontdekken.
- Gebruik je boek 
- Overleg met je buurvrouw/-man


timer
10:00

Slide 4 - Diapositive

Ik heb vooral punten gescoord met
woorden N-D
woorden D-N
Modalverben
woorden N-D en D-N
alle onderdelen

Slide 5 - Sondage

Ik heb de toets
beter gemaakt dan ik dacht
slechter gemaakt dan ik dacht
naar verwachting gemaakt

Slide 6 - Sondage

Mijn voorbereiding voor taaltoets 3
kon beter
kon anders
heb ik goed gedaan
weet ik niet meer

Slide 7 - Sondage

Voor taaltoets 4
ga ik mijn voorbereiding aanpassen
ga ik mijn voorbereiding niet aanpassen

Slide 8 - Sondage

Aufgabe
 D
1 (Het) ..... Flugzeug (o) ist groß.
2. Wir haben (de)......Prospekte (mv) über Amerika geholt.
3 Wo hast du (de) .....Auto (o) geparkt?


Gebruik het naamvallenschema
1 = Nominativ = onderwerp
3 = Dativ = meew. voorwerp
4 = Akkusativ = lijd. voorwerp

timer
3:00

Slide 9 - Diapositive

Aufgabe
Wat? Zoek de briefconventies (regels voor opstellen brief/mail) op
Met wie? samen met buurvrouw/buurman
Hulpmiddel: boek/online die Teilen zu G Schreiben / Dokument in SOM
Resultaat: je kunt vertellen wat de belangrijkste briefconventies zijn (minstens 4).

timer
3:00

Slide 10 - Diapositive

Liebe Sigrun / lieber Roland,

wie geht es dir? Mir geht es gut.
.........................................................................................................................
Ich hoffe, dass du mir bald zurück schreibst.

Liebe Grüße / alles Gute / Tschüss

Annet


  1. Liebe bij vrouwelijk persoon/lieber bij mannelijk
  2. komma
  3. spatie
  4. Eerste zin geen hoofdletter
  5. Middenstuk
  6. Slotzin
  7. Spatie
  8. Groet zonder komma
  9. spatie
  10. Naam

Slide 11 - Diapositive

Welke uitspraak is op jou van toepassing
Ik ben klaar voor de toets
Ik heb nog een vraag over de toets
Ik ga nog een flexuur volgen
Ik zie het somber in met de toets
De toets interesseert mij niet. Ik kies geen Duits

Slide 12 - Sondage

Keuzeopdrachten
1 Pak je schrift/boek en maak notities
Instructie voegwoorden
of
2 leren voor de taaltoets 

Slide 13 - Diapositive

ob = of (als voegwoord na een komma)

Ich weiß noch nicht, ob ich studieren will.

Ich weiß noch nicht ob ich 
studieren will oder doch erst reisen
oder = of
(bij een keuze)

Soll ich jetzt Hausaufgaben machen, oder shoppen gehen?


Slide 14 - Diapositive

Entweder ............... oder = of....of
Entweder du machst jetzt Hausaufgaben, oder du gehst shoppen.
Entweder du machst jetzt ein Studium, oder du suchst dir einen Job.

Slide 15 - Diapositive

denn = want

Ich habe meine Hausaufgaben noch nicht gemacht, denn ich habe keine Lust 
weil = omdat

Ich habe meine Hausaufgaben nicht gemacht, weil ich keine Lust habe.

Ich habe meine Hausaufgaben noch nicht gemacht, weil ich trainieren muss.

Slide 16 - Diapositive

Als ich klein war .....
Als bedeutet ......................

Slide 17 - Diapositive

Aufgabe:
Ali hat dir etwas geschrieben. Lies den Text und schreibe Ali zurück (etwa 50 Wörter).
Benutze ein Wörterbuch und die naamvallenschema's.
Fertig? Mache die Fragen zur Vortbereitung in SOM

Slide 18 - Diapositive