Les herhaling modale hulp werkwoorden+ persvnw/bezit

Deutsch
Donnerstag den 7. Mai 2025
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

Cette leçon contient 14 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

Deutsch
Donnerstag den 7. Mai 2025

Slide 1 - Diapositive

Was machen wir heute?
Grammatik Sätze
Hören  
Grammatik 
Selbständig arbeiten
Levend memory

Slide 2 - Diapositive

Grammatik Sätze
(de).......... Frau gibt (de)......... Mann ein..... Auto (o)

(Zij)........ hat für ......... (hem) ........ (een) Torte gebacken.

Sprichst du doch mit dein..... Chef über d..... Sache.



Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Lien

Grammatik B
Modale hulpwerkwoorden + wissen

Slide 5 - Diapositive

Modalverben 
Modale hulpwerkwoorden zijn veel gebruikte werkwoorden die bijvoorbeeld aangeven of iets noodzakelijk of wenselijk is




Vervoeging in het enkelvoud onregelmatig


ik moet naar school=   ich muss zur Schule
moeten                       =  müssen
Voorbeeld

Slide 6 - Diapositive

Modalverben 
ich
du
er/sie/es/man
wir
ihr
sie/Sie

darf
darfst
darf
dürfen 
dürft 
dürfen 

kann
kannst
kann
können 
könnt 
können 

mag
magst
mag
mögen 
mögt 
mögen 

muss
musst
muss
müssen 
müsst 
müssen 

will
willst
will
wollen 
wollt 
wollen 

weiß
weißt
weiß
wissen 
wisst
wissen 

möchte
möchtest
möchte
möchten 
möchte
möchten 

mogen=
dürfen
kunnen=
können
houden van=
mögen
moeten=
müssen
willen=
wollen
weten=
wissen
Graag willen=
möchten

Slide 7 - Diapositive

Modalverben 
Let op: falsche Freunde!
    

mogen         =         dürfen

houden van =        mögen
Nederlands      Duits

Slide 8 - Diapositive

Grammatik C
Het bezittelijk- en persoonlijk voornaamwoord

Wat zijn dat en wat is het verschil?

Slide 9 - Diapositive

Het bezittelijk voornaamwoord
mijn  =
jouw =
zijn   =
haar =
zijn   =
onze =
jullie = 
hun  = 
uw   =
mein(e)
dein(e)
sein(e)
ihr(e)
sein(e)
unser(e)
euer/eure
ihr(e)
Ihr(e)

Slide 10 - Diapositive

Persoonlijk voornaamwoord
Ich 
du 
er 
sie 
es 

wir 
ihr 
sie 
Sie
mich 
dich 
ihn
sie
es

uns 
euch 
sie 
Sie
mij 
jou 
hem 
haar 
het 

ons 
jullie 
hun/hen 
u
ik 
jij 
hij 
zij 
het 

wij 
jullie 
zij 
u
1e naamval 
(onderwerp)
4e naamval
(lijdend voorwerp)
3e naamval
(meewerkend voorwerp)
mij 
jou 
hem 
haar 
het 

ons 
jullie 
hun/hen 
u
mir
dir 
ihm
ihr
ihm

uns 
euch 
ihnen
Ihnen

Slide 11 - Diapositive

Aan de slag!
Mache Aufgaben:  K5L2 9- 10
                                        K5L2:1-2-3-4-5 
Vind je het lastig? Kijk in je handboekje

Fertig?
Grammatik trainer  + lernen Wörter L1 & L2

Slide 12 - Diapositive

Levend Memory

Slide 13 - Diapositive

Vielen Dank für eure Aufmerksamkeit!

Slide 14 - Diapositive