Toets 2B H7 Heelal

1. Planeten hebben de vorm van een bol.
A
Waar
B
Niet waar
1 / 26
suivant
Slide 1: Quiz
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

1. Planeten hebben de vorm van een bol.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 1 - Quiz

2. Alle planeten hebben dezelfde omlooptijd.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 2 - Quiz

3. De afstand van de aarde tot de zon is 2 AE.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quiz

4. Pluto is een planeet.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quiz

5. Manen draaien in een baan rond de zon.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quiz

6. De aarde draait in 12 uur rond de aardas.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quiz

7. Bij een zonsverduistering staat de maan tussen de aarde en de zon.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quiz

8. Jupiter is een aardse planeet.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quiz

9. Een reuzenplaneet heeft een hard oppervlak.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz

10. Jupiter kun je herkennen aan zijn ringen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quiz

11. Uranus is de grootste planeet van het zonnestelsel.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

12. Alle sterren zijn even groot.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quiz

13. De Melkweg is een sterrenstelsel.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quiz

14. Er zijn meer sterren dan sterrenstelsels in het heelal.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quiz

15. De afbeelding hiernaast is een hemellichaam uit het zonnestelsel.
Wat voor hemellichaam is dit?
A
Een dwergplaneet
B
Een planetoïde
C
Een planeet
D
Een ster

Slide 15 - Quiz

16. Welke planeet is niet blauw?
A
Aarde
B
Mars
C
Uranus
D
Neptunus

Slide 16 - Quiz

17. De planeten in het zonnestelsel kunnen niet met elkaar botsen.
Hoe komt dat?
A
De planeten draaien elk met een eigen omloopsnelheid rond de zon.
B
De planeten draaien met grote snelheid rond de zon.
C
De planten draaien elk in een eigen baan rond de zon.

Slide 17 - Quiz

18. De zon heeft een diameter van 1 400 000 km. Jupiter heeft een diameter van 143 000 km.
Hoeveel keer is de zon groter dan Jupiter?
A
ongeveer 5 keer groter
B
ongeveer 10 keer groter
C
ongeveer 100 keer groter
D
ongeveer 50 keer groter

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Diapositive

19. Vanaf de aarde kun je foto’s maken van andere sterrenstelsels, zoals op de vorige dia. Zo’n foto kun je niet maken van de Melkweg.
Wat zou je moeten doen om wel zo’n foto van de Melkweg te maken?
A
met een ruimtevaartuig in de schaduw van een andere planeet komen en dan een foto maken
B
met een ruimtevaartuig weggaan uit de Melkweg en dan vanaf een grote afstand een foto maken
C
met een ruimtevaartuig weggaan uit het zonnestelsel en dan vanaf een grote afstand een foto maken

Slide 20 - Quiz

20. Op 21 juni in het op de noordpool de hele dag licht. Hoe ziet de dag er op de zuidpool uit op deze dag?
A
De hele dag licht
B
Een deel licht en een deel donker
C
De hele dag donker

Slide 21 - Quiz

21. De afstand van Jupiter tot de zon is 778 miljoen km.
Hoeveel astronomische eenheden (AE) staat Jupiter van de zon?
Schrijf je berekening en je antwoord op het antwoordenblad.
Rond je antwoord af op één cijfer achter de komma

Slide 22 - Question ouverte

22. Bij een maansverduistering is de volle maan vanaf de aarde niet zichtbaar.
Maak op het antwoordenblad een schematische tekening van een maansverduistering.
Schrijf de namen bij de hemellichamen en teken de schaduw.
Schrijf bij deze vraag 'gedaan'.

Slide 23 - Question ouverte

Zon
Mars
Mars
Mars
Mars

Slide 24 - Diapositive

23. In afbeelding op de vorige dia zie je een schematische tekening van de zon en Mars. Mars is getekend op vier plaatsen in zijn baan rond de zon.
Kleur op het antwoordenblad het deel van Mars dat wordt verlicht door de zon. Doe dit voor alle vier de plaatsen.
Schrijf bij deze vraag 'gedaan'.

Slide 25 - Question ouverte

24. De hemellichamen in het zonnestelsel verschillen in grootte.
Zet de hemellichamen in de juiste volgorde. Begin met het kleinste hemellichaam.
Mars – Neptunus – Pluto – Saturnus – Venus – zon

Slide 26 - Question ouverte