Poser une question

Kijk naar het plaatje Waar denk je dat de les over gaat?
1 / 22
suivant
Slide 1: Question ouverte
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Kijk naar het plaatje Waar denk je dat de les over gaat?

Slide 1 - Question ouverte

Welk vraagwoord mist in het rijtje?

Slide 2 - Question ouverte

Les buts 
- Ik kan op 2 manieren een vraag maken zonder vraagwoord.
- Ik ken 7 Franse vraagwoorden.
- Ik kan een vraag maken mét een vraagwoord.


Slide 3 - Diapositive

Is dit een correcte Franse vraag?

Tu fais du sport?
A
Ja
B
Nee
C
Ik weet het niet

Slide 4 - Quiz

Is dit een correcte Franse vraag?

Est-ce que tu manges bien?
A
Ja
B
Nee
C
Ik weet het niet

Slide 5 - Quiz

Een Franse vraag maken.
1) Zet een ? achter de gewone zin 
        + stem omhoog op het eind.
         2) Zet 'Est-ce que' vóór de gewone zin. 

Let op! Est-ce que il fait du sport?
Klinkers + stomme h = Est-ce qu'

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Welke vraagwoorden ken je in het Nederlands?

Slide 8 - Question ouverte

Welke Franse vraagwoorden ken je?

Slide 9 - Question ouverte

Tu habites où?
Comment tu t'appelles?
C'est quand, ton anniversaire?
Combien de frères as-tu?
Pourquoi fais-tu du sport?
C'est qui, ce monsieur?
Qu'est-ce que tu as?
où 
Comment
quand
Combien (de)
Pourquoi
qui
Qu'est-ce que 

Slide 10 - Diapositive

Hoe maak je een vraag mét vraagwoord?
Er zijn verschillende manieren (die niet voor elk vraagwoord gelden).
De makkelijkste - deze kun je vrijwel altijd gebruiken: 
Gewone zin gevolgd door vraagwoord. Tu t'appelles comment?
Of:
Vraagwoord + est-ce que + rest van de zin
Où est-ce que tu vas?


Slide 11 - Diapositive

Maak de zin vragend met 'Est-ce que'
Tu habites (où)?

Slide 12 - Question ouverte

Maak de zin vragend met 'Est-ce que'
Tu t'appelles? (Comment)

Slide 13 - Question ouverte

Maak de zin vragend met 'Est-ce que'
Tu vas à la piscine? (Pourquoi)

Slide 14 - Question ouverte

Exercice 31c

1 où
2 comment
3 pourquoi
4 qui



Slide 15 - Diapositive

Exercice 31d
2 Qu’est-ce que tu fais demain?
3 Pourquoi est-ce que tu achètes ce short de bain?
4 Quand est-ce qu’il part en vacances?
5 Comment est-ce que vous allez au collège?


Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Lien

Slide 18 - Lien

Is dit doel voor jou bereikt?
Ik kan op 2 manieren een vraag maken zonder vraagwoord.
A
Ja
B
Nee

Slide 19 - Quiz

Is dit doel voor jou bereikt?

Ik ken 7 Franse vraagwoorden.
A
Ja
B
Nee

Slide 20 - Quiz

Is dit doel voor jou bereikt?
Ik kan een vraag maken mét een vraagwoord.
A
Ja
B
Nee

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Diapositive