Hoofdstuk 8: Verhoudingen

Verhoudingen

1 / 10

Slide 1: Carte mentale

RekenenVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 3

Cette leçon contient 10 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

La durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Verhoudingen

Slide 1 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoofdstuk 8: Verhoudingen

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

LESDOELEN:

Ik weet wat een verhoudingstabel is.
Ik kan een verhoudingstabel tekenen.
Ik weet hoe ik een verhoudingstabel gebruik om sommen uit te rekenen.

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn verhoudingen?

Verhoudingen worden gebruikt om dingen met elkaar te vergelijken.

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Verhoudingen:

1 taart = 3 eieren

2 taarten = ? eieren

Slide 5 - Diapositive

Schrijft de onderwerpen links op.

Verhoudingstabel:

Slide 6 - Diapositive

Schrijft de onderwerpen links op.

Regel:

Wat je boven doet..

Doe je onder ook.

En andersom!

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Opdracht 4:

5 kilogram uien kost € 3.

Hoeveel kost 20 kilogram uien?

Reken uit met de verhoudingstabel.

20 kilogram uien kost _________________

Aantal kilogram

Prijs (€)

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

LESDOELEN:

Ik weet wat een verhoudingstabel is.
Ik kan een verhoudingstabel tekenen.
Ik weet hoe ik een verhoudingstabel gebruik om sommen uit te rekenen.

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoofdstuk 8: Verhoudingen

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Carte mentale

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Plus de leçons comme celle-ci

Verhoudingen, 2F

Verhoudingstabellen

Afsluiting: moduletoets H7, 8 en 9

Rekenen met korting

1.2 Hoe rijk voel je je?

1.4 Heb jij voldoende inkomen?

Verhoudingstabel

procenten