Oefenen beeldspraak

Oefenen beeldspraak

Geef bij de volgende zinnen aan van welke beeldspraak gebruik is gemaakt.

Die jurk van jou lijkt net een vuilniszak!

1. metafoor
2. vergelijking
3. personificatie

Nadat het huiswerk opgegeven werd, regende het kritiek van de leerlingen.

1. metafoor
2. vergelijking
3. personificatie

De leerlingen van 3HV2 gebruiken met teken altijd sprekende kleuren!
Waarom is dit een personificatie?

Je maakt van een mug een olifant.

1. metafoor
2. vergelijking
3. personificatie

De gele zonnebloemen ontkiemden op een mooie donderdagochtend.

1. Pleonasme
2. Tautologie
3. Metonymie
4. Metafoor

De planten in de kamer snakten naar een beetje water.

1. metafoor
2. vergelijking
3. personificatie

Natuurlijk controleren we vanzelfsprekend de antwoorden.

1. Pleonasme
2. Tautologie
3. Metonymie
4. Metafoor

Had u ons niet vooraf kunnen waarschuwen voor de regen?

1. Personificatie
2. Tautologie
3. Pleonasme
4. Metonymie

De oude computer protesteerde terwijl hij aan werd gezet.

1. metafoor
2. vergelijking
3. personificatie

Gisteren dronk hij een glaasje teveel.

1. Hyperbool
2. Metonymia
3. Metafoor

Hij rende zo snel als een jaguar.

1. metafoor
2. vergelijking
3. personificatie

De auto kwam hoestend en proestend tot stilstand.

1. metafoor
2. vergelijking
3. personificatie

Soms lacht de toekomst je toe.

1. Metafoor
2. Metonymia
3. Eufemisme
4. Personificatie