TaalCompleet A2 4.12

TaalCompleet A2 4.12

Uitleg grammatica

Je kunt de woorden hij, het en ze gebruiken om te verwijzen naar iets of iemand.

De-woorden - Hij

Het-woorden - Het

Alle zelfstandig naamwoorden in meervoud - Ze 

Deze woorden staan in het begin van de zin.

Uitleg grammatica

Je kan ook nog over dingen praten met de woorden hem, het en ze. 

Deze staan in de rest van de zin. 

De-woorden - hem 

Het-woorden - het

Meervoud - ze

Voorbeelden

Mijn fiets is kapot. Hij staat in de schuur. Ik breng hem straks naar de fietsenmaker. 

Het ontbijt is klaar. Het is lekker. Olga zet het op tafel.

Wat nu?

Opdracht 110 t/m 112 zelfstandig maken in je boek. 

113.2 - Ik heb het tafeltje gekocht.
Ik heb ... gekocht.

113.3 - Ze heeft de armband betaald.
Zij heeft ... betaald

113.4 - Wij hebben nieuwe kleren gepast.
Wij hebben ... gepast.

113.5 - Hebben jullie de brief gekregen?
Hebben jullie ... gekregen?

113.6 - Kun jij die handschoenen aan mij geven?
Kun jij ... aan mij geven?

113.7 - Ozem bestelt het boek voor zijn vriend.
Ozem bestelt ... voor zijn vriend.

114.1 - Waar zijn de bloemen?
Ik heb ... in een vaas op tafel gezet.

114.2 - Wat vind je van het cadeau?
Ik vind ... heel leuk!

114.3 - Wat vind je van de taart?
Ik vind ... heerlijk!

114.4 - Vind je die schoenen mooi?
Ja, ik vind ... perfect!

114.5 - Voor wie koop je het spelletje?
Ik koop ... voor mijn dochter.

114.6 - Wie telt het geld?
Anna telt ...

114.7 - Wil je die trui nog kopen?
Ik heb ... al gekocht.

En nu?

Opdrachten van thema 4 op je laptop afmaken.

Morgen toets TaalCompleet thema 4.