L'imparfait

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

le programme 

• - Grammaire > l'imparfait 
• Finir la présentation (la chanson française)

1. Tu as passé de bonnes vacances?
2. Qu'est ce que tu as fait pendant les vacances?                                                                   
3. C'était comment?
4. Tu faisais du sport tous les jours?

• Passé-composé
• Vraag gaat over een voltooid (afgesloten) moment uit het verleden

• Imparfait
• Vraag gaat over een beschrijving van een moment uit het verleden OF een gewoonte uit het verleden.

Vidéo 1 explication l'imparfait

L'imparfait = 

                          De nous vorm - ons in de tegenwoordige tijd + 

je --> ais

tu --> ais

il/elle/on --> ait

nous --> ions

vous --> iez

il/elles --> aient

NL >  Lis le text. souligner l'imparfait(rouge) en het 'gewoonte woord'(bleu)

Vroeger ging ik elke dag buiten spelen. Vaak speelde ik dan met mijn vrienden. De hele dag waren we dan buiten. Zelfs als het regende. Elke woensdag gingen we lunchen in het Pannenkoekenhuis. Mijn vader moest dan altijd de rekening betalen. Mijn moeder zeurde dan elke keer weer dat mijn vader niet zo naar de serveerster moest gluren. 

Exemples

Vroeger ging ik elke dag buiten spelen. Vaak speelde ik dan met mijn vrienden. De hele dag waren we dan buiten. Zelfs als het regende. Elke woensdag gingen we lunchen in het Pannenkoekenhuis. Mijn vader moest dan altijd de rekening betalen. Mijn moeder zeurde dan elke keer weer dat mijn vader niet zo naar de serveerster moest gluren. 

FR > Lis le text. souligner l'imparfait en het 'gewoonte woord'

Autrefois, j'avais l'habitude d'aller jouer dehors tous les jours. Souvent, je jouais avec mes amis. Nous étions dehors toute la journée. Même quand il pleuvait. Tous les mercredis, nous allions déjeuner chez une crêperie. Mon père devait toujours payer l'addition. Chaque fois, ma mère le réprimandait de ne pas regarder à la serveuse comme ça.

Lis le text. souligner l'imparfait en het 'gewoonte woord'

Autrefois, j'avais l'habitude d'aller jouer dehors tous les jours. Souvent, je jouais avec mes amis. Nous étions dehors toute la journée. Même quand il pleuvait. Tous les mercredis, nous allions déjeuner chez une crêperie. Mon père devait toujours payer l'addition. Chaque fois, ma mère le réprimandait de ne pas regarder à la serveuse comme ça.

Le test online

Klik HIER om naar Quizizz test te gaan.

Zijn je resultaten teleurstellend?? Bekijk de uitleg opnieuw of/en maak de toetsen opnieuw en/of maak opdrachten op papier.

Les exercices en ligne

Klik HIER om naar de opdrachten te gaan

Ken je een werkwoord niet uit de opdrachten? Zoek hem in jouw boek of in een woordenboek!

Devoirs

Apprendre (leren),vocabulaire A+B+E+F

Apprendre phrases-clés C

Grammaire D +Imparfait