Van A tot Zin 4.8 + 4.9 (vraagwoorden)

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

4.8 Vraagzinnen met vraagwoorden

Doelen:

• Ik weet en kan zeggen: minimaal vijf vraagwoorden (zoals wat, waar, wie, hoe, wanneer).
• Ik kan een goede vraag maken met één vraagwoord.

Voorbeeld: Waar woon jij?

• Ik kan een goede vraag maken met één vraagwoord én twee werkwoorden.

Voorbeeld: Wat wil jij eten?

Vraagwoorden

Wie? 

Wat?

Waar?

Wanneer?

Sleep de foto naar het juiste vraagwoord.

Kies het goede vraagwoord.
_______ is moe?

1. Wie?
2. Wat?
3. Wanneer?
4. Hoe?

Kijk goed. Wat is hier een vraagwoord? Meerdere antwoorden zijn mogelijk

1. Welk
2. Waarom
3. Die
4. Deze

Kies het goede vraagwoord.
____________ heeft zin in vakantie?

1. Wanneer
2. Wie
3. Waarom
4. Wat

Kies het goede vraagwoord.
______ ga je tijdens de vakantie doen?

1. Waarom
2. Wie
3. Wat
4. Wanneer

Maak een goede zin. Denk aan de leestekens!
waar – is – lokaal – het

Maak een goede zin. Denk aan de leestekens!
begint-wanneer-les-de volgende

Maak een goede zin. Denk aan de leestekens!
drink-per dag-glazen - water-je-hoeveel

Maak een goede zin. Denk aan de leestekens!
waar-ik-parkeren-mijn-fiets-kan

Maak een goede zin. Denk aan de leestekens!
sta-jij-hoe laat-op

Maak een goede zin. Denk aan de leestekens!
naartoe – waar – gaan – jullie – moeten – morgen

Maak een goede zin. Denk aan de leestekens!
vandaan – jullie – zijn – gisteren – gekomen – waar

Welke zin is goed?
Meerdere antwoorden zijn mogelijk.

1. Wat doet jij op school?
2. Wat doe jij op school?
3. Waar speel jij voetbal?
4. Wat vindt je mooi?

Vraagzinnen met een werkwoord vooraan

Aan het werk

Nu maken: 

A tot Zin: 4.8 + 4.9

Ik kan minimaal 5 vraagwoorden opnoemen.

😒🙁😐🙂😃

Ik kan een goede vraag maken met één vraagwoord

😒🙁😐🙂😃

Ik kan een goede vraag maken met één vraagwoord én twee werkwoorden.

😒🙁😐🙂😃

Nakijken 4.8

Nakijken 4.9