5.3 Sparen en Interen

• Economie
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Economie kader 2

5.3 

Sparen en interen

Lesplanning

• Korte terugblik op de vorige les
• Uitleg paragraaf 5.3
• Werken aan opdrachten 5.3 
• nakijken
• Afsluiting

Weet je het nog?

• Vaste lasten 
  
• Duurzame gebruiksgoederen 
• Incidentele uitgaven 
• verbruiks goederen

Hoe stel je een budget op?

Dit doe je door te kijken naar:

-  je inkomsten 

- je uitgaven van hetgeen jij wilt kopen

5.3 Sparen en interen 

sparen = opzij zetten van geld om het op een later moment uit te geven

interen = gebruik maken van het geld dat je hebt gespaard

Sparen

Wat gebeurt er als je werkelijke uitgaven lager zijn dan het budget?   

Inkomsten per maand 1000 euro

uitgaven 800 euro

---------------------------------------  -

200 euro kan ik sparen

Interen 

Wat kun je doen als je werkelijke uitgaven hoger zijn dan het budget?

Ik heb 1000 euro op mijn spaarrekening

ik krijg 600 euro salaris

Mijn vaste lasten zijn 800 euro

----------------------------------------------

Ik moet gaan interen 

Je hebt eenmalig €100,- apart gehouden voor nieuwe kleren. Dit noem je je ... voor kleding.

1. vaste lasten
2. budget
3. incidentele uitgaven
4. rondkomen

Je komt €40, tekort voor een paar nieuwe schoenen en pakt dit geld uit je spaarpot. Je bent nu aan het...

1. sparen
2. interen

Je komt €200,- tekort voor een nieuwe telefoon. Je wacht met kopen tot je genoeg geld hebt. Je bent nu aan het...

1. sparen
2. interen

Je had een budget van €1500 voor een nieuwe tv. De tv die je graag wilt is in de aanbieding en kost nu €1300. Het geld dat overblijft van je budget

1. spaar je
2. inteer je

Om te weten wat je budget is, kijk je naar ...

1. inkomsten en verlangen
2. inkomsten en hobby's
3. uitgaven en hobby's
4. inkomsten en uitgaven

Wat ga je doen?

Maken: Paragraaf 5.3  opdracht 6 t/m 12

 Daarna rekentrainer 5.3                                  

Wat heb je geleerd?

- Wat is een budget?

- Wat doe je als je spaart?

- Wat doe je als je inteert?

Afsluiting 

Huiswerk: Paragraaf 5.3 opdracht 6 t/m 12

Online: rekentrainer