Ook maatschappelijk: sociale klassen (door SES, status...)
Slide 2 - Diapositive
Kijk naar de afbeeldingen. Wie behoort tot jouw ingroup?
A
B
C
D
Slide 3 - Quiz
Kijk naar de afbeeldingen. Wie behoort tot jouw outgroup?
A
B
C
D
Slide 4 - Quiz
Kijk naar de afbeeldingen. Wie plaats je hoger dan jezelf?
A
B
C
D
Slide 5 - Quiz
Kijk naar de afbeeldingen. Wie plaats je op gelijke hoogte?
A
B
C
D
Slide 6 - Quiz
Kijk naar de afbeeldingen. Wie plaats je eerder lager dan jezelf?
A
B
C
D
Slide 7 - Quiz
H9 Sociale structuur
Stellingen:
Vul voor jezelf telkens waar/niet waar in
Daarna staan we recht en gaan we telkens aan de kant staan dat we gekozen hebben
Slide 8 - Diapositive
1 Sociale groepen p. 191
Samenleven -> relaties met elkaar aangaan (met of zonder elkaar te kennen) -> sociale groepen:
Vraag: tot welke groepen behoren jullie?
Geef verschillende vb'en en zet deze op het bord
Volgens instructie op welke locatie
Slide 9 - Diapositive
1 Sociale groepen p. 191-192
Samenleven -> relaties met elkaar aangaan (met of zonder elkaar te kennen) -> sociale groepen:
Dyade: groep van 2 personen (1 relatie)
Triade: groep van 3 personen (3 relaties)
Viertal, vijftal...
Oef.2 p.192
Slide 10 - Diapositive
1 Sociale groepen p. 192
Samenleven -> relaties met elkaar aangaan (met of zonder elkaar te kennen) -> sociale groepen:
Hoe groter de groep, hoe meer relaties
Hoe groter de groep, hoe kleiner het persoonlijk contact en de sociale controle
Aantal mogelijke contacten/relaties berekenen: N*(N-1)/2
Oef.3 p.192 (berekenen voor 4.41 en 4.31-4.41: 29lln)
Slide 11 - Diapositive
Slide 12 - Diapositive
1 Sociale groepen p. 192
Van welke groepen we deel uitmaken gaat mee ons gedrag bepalen.
Indeling groepen: Merton -> 2 criteria om verschillende groepen te onderscheiden:
Gemeenschappelijke waarden?
Interactie?
Slide 13 - Diapositive
1 Sociale groepen p. 192
Indeling groepen: Merton
-> 3 verschillende groepstypes (+1 toegevoegd door Sherif)
Slide 14 - Diapositive
1 Sociale groepen p. 192-193
* Samenzijn ->
er kan een toevallige
interactie zijn, maar dat
moet niet
Oef.4 p.192-193 (kruisjes zetten en vb'en, zie ev. bord)
Slide 15 - Diapositive
1 Sociale groepen p. 192-193
Elke samenleving -> duidelijke structuur bestaande uit een verzameling geordende relaties (mensen, groepen, instituties)
Sociale structuur = vorm van georganiseerd leven
Slide 16 - Diapositive
1.1 Sociale positie p. 193
In de sociale structuur -> iedereen een sociale positie
= onze plaats binnen de groep of samenleving
Oef.5 p.193: Welke sociale positie vervullen jullie op school?
Slide 17 - Diapositive
1.1 Sociale positie p. 193
Sociale positie
lidmaatschap van een groep bepaald sociale positie t.o.v. elkaar
tijdelijk / levenslang
verworven / toegewezen
Oef.6 p.193: bovenstaande kenmerken toepassen
Slide 18 - Diapositive
1.1 Sociale positie p. 193-194
Sociale positie
iedereen heeft er meerdere, door lidmaatschap aan meerdere groepen
alle sociale posities samen op één moment = positieset
Oef.7 p.194: jouw positieset op dit moment?
Slide 19 - Diapositive
1.2 Sociale rol en rolgedrag p. 194
Sociale rol = verwachtingen die er zijn van iemand die een bepaalde sociale positie vervult
Rolpartners = de personen met wie je verbonden bent in een sociale positie
Rolgedrag = concrete gedrag dat je stelt vanuit de sociale positie en - rol
Slide 20 - Diapositive
1.2 Sociale rol en rolgedrag p. 194
Sociale controle = rolpartners gaan na of jouw rolgedrag overeenkomt met je sociale rol
onze omgeving 'controleert' continu of we doen wat er van ons verwacht wordt
formeel of informeel
Oef.8 p.194: sociale rol en rolgedrag van sociale positie: leerling
Slide 21 - Diapositive
1.2 Sociale rol en rolgedrag p. 194
Rolmodel: personen (gekend of niet gekend) waaraan we een voorbeeld nemen om onze eigen sociale rol in te vullen
komt vaak voor bij jongeren (zoektocht naar de eigen identiteit)
moet zich bewust zijn van hun voorbeeldfunctie!
Oef.9 p.194: voorbeeld?
Slide 22 - Diapositive
1.2 Sociale rol en rolgedrag p. 194-195
Rolpatroon: stereotiepe en diepgewortelde verwachtingen in onze maatschappij t.o.v. bepaalde sociale posities
meest gekende vb: man-vrouwrolpatroon
Oef.10 p.195: rolpatroon man-vrouw toepassen
Slide 23 - Diapositive
1.2 Sociale rol en rolgedrag p.195
Rolpatroon man-vrouw kan leiden tot: machtsstrijd
als partners het niet eens zijn
hoewel rollen tegenwoordig vaak veranderen en dit wordt aanvaard
Oef.11 p.195: vb'en van omgekeerde rolgedragingen?
Slide 24 - Diapositive
1.2 Sociale rol en rolgedrag p.195
Strijd om gangbare normen en verwachtingen weg te krijgen en nieuwe rechten te verwerven: emancipatie
strijd voor gelijke rechten en gelijke behandeling
opnemen van andere rolpatronen
Oef.12 p.195: vb'en van emancipatiebewegingen?
Slide 25 - Diapositive
1.3 Rolconflict p. 195-196
Soms zijn verwachtingen in een bepaalde sociale positie of over meerdere sociale posities heen tegenstrijdig met elkaar
= rolconflict
Intern rolconflict: verwachtingen binnen 1 sociale positie zijn tegenstrijdig
Extern rolconflict: verwachtingen tussen 2 sociale posities zijn tegenstrijdig
Oef.13 p.196: schema invullen (let op: dit moet je zelf kunnen construeren!)
Slide 26 - Diapositive
1.3 Rolconflict p.196
Oef.13 p.196: schema invullen (let op: dit moet je zelf kunnen construeren!)
Slide 27 - Diapositive
1.5 Sociale status en sociaal aanzien p. 196
Sociale status
= waardering van anderen voor een sociale positie
hoe hoger, hoe groter de kans op macht hebben (bepalen wat iemand met lagere sociale positie moet doen)
macht + sociale positie -> sociale status
Bv. 'burgemeester' -> meer macht en hogere sociale positie dan schepen
Slide 28 - Diapositive
1.5 Sociale status en sociaal aanzien p. 196
Sociaal aanzien
= erkenning die je krijgt voor het vervullen van je sociale rol
gaat meer over 'hoe' je de sociale rol vervult
doe je dit goed -> meer sociaal aanzien
Bv. sociale status burgemeester van een grote stad is hoger dan van een klein dorp, maar heeft misschien wel een hoger sociaal aanzien als hij een 'betere burgemeester' is