S.o. stijlfiguren (formatief) (3 vwo)

S.o. stijlfiguren 3 vwo
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

S.o. stijlfiguren 3 vwo

Slide 1 - Diapositive

Uitleg s.o. stijlfiguren

Deze s.o. bevat een aantal zinnen waarvan jij het stijlfiguur moet benoemen.

1 De toets zal formatief zijn. Je maakt de opdrachten zo serieus mogelijk. In SOM komt een cijfer te staan met weging 0.

2 Je mag geen hulplijnen gebruiken.

3 Er is een verschillende havo- en vwo-toets.

4 Noteer je antwoord als volgt:

De opdracht is: 

1 De leraar zit tussen twee banen in: hij gaat switchen van school.

Jij schrijft op: 

Tussen twee banen inzitten = eufemisme

5 Je kunt per zin twee punten verdienen: één punt voor de genoteerde beeldspraak en één punt voor het juiste stijlfiguur.


Slide 2 - Diapositive

Uit welke stijlfiguren kun je kiezen?
vergelijking
metafoor
personificatie
metonymia
herhaling
tautologie
pleonasme
retorische vraag
opsomming (met climax)
opsomming (met anticlimax)
ellips
parallellisme
tegenstelling
litotes
eufemisme
hyperbool
understatement
vooropplaatsing
woordspeling

Slide 3 - Diapositive


1. De directie van Philips wil het personeelsbestand afslanken.
Noteer het figuurlijk taalgebruik en de stijfiguur.

Slide 4 - Question ouverte


2. Eind goed, al goed.
Noteer het figuurlijk taalgebruik en de stijfiguur.



Slide 5 - Question ouverte



3. Drommels, drommels en nog eens drommels!
Noteer het figuurlijk taalgebruik en de stijfiguur.



Slide 6 - Question ouverte


4. Aan het einde van de voorstelling daalde het doek langzaam naar beneden.
Noteer het figuurlijk taalgebruik en de stijfiguur.



Slide 7 - Question ouverte



5. Hij is het zwarte schaap van de familie.
Noteer het figuurlijk taalgebruik en de stijfiguur.



Slide 8 - Question ouverte


6. Ze was miss Dordrecht, toen miss Holland en uiteindelijk miss World.,
Noteer het figuurlijk taalgebruik en de stijfiguur.



Slide 9 - Question ouverte


7. De palen van de brug zijn gemaakt van grijs beton.
Noteer het figuurlijk taalgebruik en de stijfiguur.



Slide 10 - Question ouverte


8. Het is op dit moment alleen maar kommer en kwel in dat gebied.
Noteer het figuurlijk taalgebruik en de stijfiguur.



Slide 11 - Question ouverte


9. Stevie Wonder kan ondanks zijn visuele handicap prachtig pianospelen.
Noteer het figuurlijk taalgebruik en de stijfiguur.




Slide 12 - Question ouverte


10. 'Ik doe dat wel even,' zei meneer Biesheuvel en hij rende een marathon in 2,5 uur.
Noteer het figuurlijk taalgebruik en de stijfiguur.



Slide 13 - Question ouverte


11. 's Lands grootste kruidenier gaat op de kleintjes letten.
Noteer het figuurlijk taalgebruik en de stijfiguur.



Slide 14 - Question ouverte


12. Na het boenen van het zilveren servies ging het blinken, glanzen en uiteindelijk schitteren!
Noteer het figuurlijk taalgebruik en de stijfiguur.



Slide 15 - Question ouverte


13. Nederland werd na zoveel jaar eindelijk wereldkampioen voetbal!
Noteer het figuurlijk taalgebruik en de stijfiguur.



Slide 16 - Question ouverte


14. De etterbak, ik wil hem niet meer zien.
Noteer het figuurlijk taalgebruik en de stijfiguur.



Slide 17 - Question ouverte


15. Er komen weinig toeristen naar Nederland, omdat het 29 van de 30 dagen regent.
Noteer het figuurlijk taalgebruik en de stijfiguur.



Slide 18 - Question ouverte


16. Een leraar zei tegen z'n klas: 'Je denkt toch niet dat ik gek ben?'
Noteer het figuurlijk taalgebruik en de stijfiguur.



Slide 19 - Question ouverte


17. Toen de klas een grap maakte over Jaap, lachte hij als een boek met kiespijn.
Noteer het figuurlijk taalgebruik en de stijfiguur.



Slide 20 - Question ouverte


18. Wat een schat van een oma heeft Joost toch!
Noteer het figuurlijk taalgebruik en de stijfiguur.



Slide 21 - Question ouverte


19. Soms lacht de toekomst je toe.
Noteer het figuurlijk taalgebruik en de stijfiguur.



Slide 22 - Question ouverte

20. Dat is niet onwaarschijnlijk.
Noteer het figuurlijk taalgebruik en de stijfiguur.



Slide 23 - Question ouverte

Beantwoord de vraag over deze afbeelding op de volgende dia.

Slide 24 - Diapositive

21. Welke vorm van beeldspraak zit in deze afbeelding verwerkt?

Slide 25 - Question ouverte