3M-Werkwoordspelling-§10

Werkwoordspelling
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 35 diapositives, avec diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Werkwoordspelling

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive



Wat gaan we doen vandaag?

Doel van de les= persoonsvorm en voltooid deelwoord in enkelvoudige zinnen

Tien minuten stil lezen
Indien gemaakt, de opdrachten bespreken
Start nieuw onderwerp

Aan het werk
 

Telefoon in de kluis, chromebook in je tas. Lees en werkboek op tafel

Slide 4 - Diapositive

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?


Oftewel, wat is het doel van deze les?



In deze les leer je hoe je de persoonsvorm in enkelvoudige zinnen schrijft






Slide 5 - Diapositive

3M-Werkwoordspelling-§10
De persoonsvorm (pv) is het werkwoord in de zin dat van tijd kan veranderen.
De persoonsvorm staat in de tegenwoordige tijd (tt) of in de verleden tijd (vt).
De drie manieren om de pv te vinden zijn?
pv vinden
1-Zin vragend maken
2- Zin in een andere tijd zetten
3-  Van mv maak je ev of andersom> het meisje= de meisjes, de pv verandert mee

Slide 6 - Diapositive

3M-Werkwoordspelling-§10

Slide 7 - Diapositive

Tegenwoordige tijd enkelvoud
Als de persoonsvorm (pv) in de tegenwoordige tijd staat, zijn er 3 mogelijkheden:

1. ik-vorm
2. ik-vorm + t
3. Hele werkwoord (bij meervoud)

Slide 8 - Diapositive





Niet zeker? Gebruik het werkwoord lopen
ik
ik-vorm

jij?
jij 
ik-vorm+t

hij/zij/u/het
ik-vorm+t

wij/jullie/zij
hele ww

Slide 9 - Diapositive

Voorbeelden:

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

Vul de goede werkwoordsvormen in:
1. (houden) ... je broer van detectives of (herkennen) ... hij zich niet in politieagenten?
2. Ik (vinden) ... het plezierig als u de agenda een week voor de vergadering (versturen) ...
3. Mijn wang (bloeden) ... altijd als ik mij (snijden) ... tijdens het scheren.
4. Je (geloven) ... toch niet dat iedereen zo'n spellingsboek (bestellen) ...?

Slide 12 - Diapositive

Antwoorden
1. Houdt / herkent 
2. vind / verstuurt
3. bloedt / snijd 
4. gelooft / bestelt

Slide 13 - Diapositive

3M-Werkwoordspelling-§10
Zo schrijf je het voltooid deelwoord (vd)
Maak het woord langer om te horen of je -d of -t moet schrijven aan het eind. 

Gebruik ’t ex-fokschaap als je er niet uitkomt met langer maken. 

Schrijf het woord zo kort mogelijk, maar let op de uitspraak.

Slide 14 - Diapositive

Voltooid deelwoord
/
/

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Vidéo

3M-Werkwoordspelling-§10
Zo schrijf je de persoonsvorm verleden tijd (pvvt)

Slide 17 - Diapositive

3M-Werkwoordspelling-§10
Sterke werkwoorden veranderen van klank. Je schrijft ze zo kort mogelijk. 
Bijvoorbeeld: ik zocht, de bezoekers stonden, de mensen kochten, Koos werd.
 
Behalve de persoonsvorm kunnen er andere werkwoorden in een zin staan, bijvoorbeeld een voltooid deelwoord: ik heb gespeeld, hij wordt gepakt, het is gebroken.

Slide 18 - Diapositive

Werkwoorden in de vt
/
/

Slide 19 - Diapositive

Dus:
     Zit de laatste letter van het hele werkwoord -en WEL in 't kofschip?        schrijf dan          of te / ten                             fietsen                 fietste

      Zit de laatste letter van het hele werkwoord -en NIET in 't kofschip?        schrijf dan         de / den                               bellen                    belde

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Vidéo

Even oefenen
1. De politie (verrichten) ... wekenlang onderzoek naar de inbraken.
2. Toen ik mijn toets Frans (maken) ... (duimen) ... Janita voor mij.
3. We (durven) ... niet te kijken toen de geheime politie op de deur (bonken) ...
4. Terwijl ik (tobben) ... over mijn cijfers, (krassen) ... Sandra haar naam in het tafelblad. 

Slide 22 - Diapositive

Antwoorden
1. verrichtte 
2. maakte / duimde 
3. durfden / bonkte
4. tobde / kraste 

Slide 23 - Diapositive

Even oefenen
1. De jongens zijn gisteren (verhuizen).
2. We hebben vanmorgen een potje (voetballen).
3. Heb je dat hele stuk (fietsen)?
4. Ik heb zijn verhaal nooit (geloven).
5. Heb je lekker (chillen)?  

Slide 24 - Diapositive

Antwoorden
1. verhuisd
2. gevoetbald
3. gefietst
4. geloofd
5. gechild 

Slide 25 - Diapositive


Slide 26 - Diapositive

Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?


Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................

Slide 27 - Diapositive

Aan de slag

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Maken weektaak:
Werk in het stencilpakket aan de leerdoelen van werkwoordspelling.


- Maak alle mixopdrachten van §14



SNEL KLAAR? Lees verder in je leesboek


Lees je leesboek uit.








 




Slide 30 - Diapositive

3M-Werkwoordspelling-§10

Slide 31 - Diapositive

3M-Werkwoordspelling-§10

Slide 32 - Diapositive

3M-Werkwoordspelling-§10

Slide 33 - Diapositive

3M-Werkwoordspelling-§10

Slide 34 - Diapositive

3M-Werkwoordspelling-§10

Slide 35 - Diapositive