Routines A1
1 / 12
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Vul het juiste woord in. de tweede zin moet dezelfde betekenis krijgen.
Ik moet stoppen voor een rood licht. Ik ___ door rood rijden.
Ik moet stoppen voor een rood licht. Ik ___ door rood rijden.
Slide 2 - Question ouverte
Je moet 16 jaar zijn om alcohol te drinken. Kinderen jonger dan 16 ___ alcohol drinken.
Slide 3 - Question ouverte
Je moet op tijd in de les zijn. Je ___ te laat in de les komen
Slide 4 - Question ouverte
Je mag niet roken op school. Je ___ naar buiten, als je wil roken.
Slide 5 - Question ouverte
Maak de zinnen compleet. Vul in.
Je ___ altijd je boeken meenemen naar de les.
Je ___ altijd je boeken meenemen naar de les.
Slide 6 - Question ouverte
Hij ___ na school meteen naar huis komen.
Slide 7 - Question ouverte
___ jullie dat van je ouders? Ik mag dat niet.
Slide 8 - Question ouverte
___ jullie dat van je ouders? Ik mag dat niet.
Slide 9 - Question ouverte
Je mag ___ drugs gebruiken op school.
Slide 10 - Question ouverte
Bier drinken op een schoolfeest. Nee, dat mag ___
