Herhalingsles
1 / 27
La durée de la leçon est: 80 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Zo ging het maken van de oefentoets.
😒🙁😐🙂😃
Slide 2 - Sondage
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Dit onderdeel moet ik nog extra oefenen.
Slide 5 - Carte mentale
Slide 6 - Diapositive
Vul de persoonsvorm in de vt in.
De houtkachel ____________ (verwarmen) de hele ruimte.
De houtkachel ____________ (verwarmen) de hele ruimte.
Slide 7 - Question ouverte
Vul de persoonsvorm in de vt in.
Mijn opa en oma ____________ (downloaden) de familiefoto's.
Mijn opa en oma ____________ (downloaden) de familiefoto's.
Slide 8 - Question ouverte
De paarden zijn over de hekjes ____________ (springen).
Slide 9 - Question ouverte
Er is een leuk uitje voor de hele school ____________ (organiseren).
Slide 10 - Question ouverte
Vul het juiste verwijswoord in.
Dat is het beste ______ ik ooit gedaan heb.
Dat is het beste ______ ik ooit gedaan heb.
Slide 11 - Question ouverte
De leerling stelde de docent voor een probleem ______ niet direct opgelost kon worden.
Slide 12 - Question ouverte
leraar + kamer
Slide 13 - Question ouverte
aap + trots
Slide 14 - Question ouverte
liefde + scène
Slide 15 - Question ouverte
Noteer de juiste bezitsvorm.
_________ (Patty) verjaardag
_________ (Patty) verjaardag
Slide 16 - Question ouverte
Noteer de juiste bezitsvorm.
__________ (Max) telefoon
__________ (Max) telefoon
Slide 17 - Question ouverte
Wat is het meervoud van pyjama?
Slide 18 - Question ouverte
Wat is het verkleinwoord van cd?
Slide 19 - Question ouverte
Wat is de verkorte vorm van zijn?
Slide 20 - Question ouverte
Welke woorden zijn samenstellingen?
A
desbetreffend
B
sleutelpositie
C
onderschatten
D
acclimatiseren
Slide 21 - Quiz
Welke woorden zijn samenstellingen?
A
lerarentekort
B
gedachtegang
C
kosteloos
D
ontspannen
Slide 22 - Quiz
Vorm een passende afleiding van het gegeven grondwoord.
Tijdens de _______ (trainen) ging het mis.
Tijdens de _______ (trainen) ging het mis.
Slide 23 - Question ouverte
Vorm een passende afleiding van het gegeven grondwoord.
De spullen die ________ (breken) zijn, heb ik extra goed ingepakt.
De spullen die ________ (breken) zijn, heb ik extra goed ingepakt.
Slide 24 - Question ouverte
Vorm een passende afleiding van het gegeven grondwoord.
De leerlingen van klas 1 willen snel _________ (duidelijk) over hun cijfer van het eigen boek.
De leerlingen van klas 1 willen snel _________ (duidelijk) over hun cijfer van het eigen boek.
Slide 25 - Question ouverte
Ik ben klaar voor de toets.
😒🙁😐🙂😃
