6.2 Het klimaat in de bergen

timer
10:00
Pak je leesboek, schrift, etui en boeken
We beginnen met nakijken van paragraaf 6.1.
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

timer
10:00
Pak je leesboek, schrift, etui en boeken
We beginnen met nakijken van paragraaf 6.1.

Slide 1 - Diapositive

Zeestromen hebben diverse invloeden op klimaatgebieden. 
Zet de juiste invloed bij de juiste zeestroom.
Warme Zeestroom
Koude Zeestroom
Komt vanaf de polen
Zorgt voor veel neerslag
Zorgt voor droge lucht
Geeft ijsvrije havens
Komt vanaf de evenaar
Maakt het klimaat minder extreem

Slide 2 - Question de remorquage

Aanlandige wind in Nederland:
Welk kenmerk van aanlandige wind is juist?
A
In de zomer is aanlandige wind warm.
B
Aanlandige wind waait vanaf het land naar zee.
C
In de winter is aanlandige wind koud.
D
In de winter is aanlandige wind warm.

Slide 3 - Quiz

Bij een aflandige wind...
A
Is het in de zomer afkoelend
B
Is het in de zomer opwarmend
C
Is het in de winter afkoelend
D
Is het in de winter opwarmend

Slide 4 - Quiz

Leerdoel
In Europa zijn veel hoogteverschillen: van hooggebergte tot laagland. In deze paragraaf bekijk je welke gevolgen die hoogteverschillen hebben voor de temperatuur en de neerslag.

Leerdoelen:

  • Je kunt de kenmerken van de vorm van Europa beschrijven.
  • Je kent de kenmerken van het reliëf van Europa.
  • Je kent het verband tussen het reliëf en de temperatuur (hoe hoger, hoe kouder).
  • Je kent het verband tussen het reliëf en de neerslag (stuwingsregen en regenschaduw).

Slide 5 - Diapositive

Benodigde voorkennis 
Je weet dat hoe hoger je gaat hoe kouder het 
                 wordt.
Je kunt een klimaatgrafiek aflezen
Je weet hoe neerslag ontstaat
Je weet het verschil tussen hoogte- en 
                 breedteligging

Slide 6 - Diapositive

Klimaatfactoren 

1. hoogteligging
2. breedteligging
3. wind- en zeestromen



Hoger hoger op een berg, hoe kouder.
1
Hoger de breedte hoe kouder.
2
Dicht bij zee, hoe milder het klimaat.
3
herhaling!

Slide 7 - Diapositive

Reliëf en vorm van Europa


Hoogste gebergte van Europa = de Alpen. 
De Mont Blanc is 4808m hoog 
Ter vergelijking de Mount Everest is 8848m 


Slide 8 - Diapositive

Reliëf = Hoogteverschil in het landschap 
Laagvlakte: vlakgebied lager dan 500M
Hoogvlakte: vlakgebied hoger dan 500M

Slide 9 - Diapositive

Vorm van Europa 
  • Europa is een schiereiland: aan 3 kanten zee
  • Binnen Europa zijn er verschillende schiereilanden
  • Europa heeft grote inhammen, de zee is nooit ver weg

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

ook een schiereiland?

Slide 12 - Diapositive

Temperatuur en hoogte
Per 100 meter stijgen
daalt de temperatuur 
met 0,6 graden.

Ofwel... per 1000 meter 
stijgen daalt de 
temperatuur met 6 graden.



Slide 13 - Diapositive

Bijvoorbeeld
1000 m stijgen = 6°C minder

In de almweiden is het 10 graden. Je stijgt 1500 meter naar de mossen en korstmossen. Wat is de temperatuur daar?



Slide 14 - Diapositive

Aan de slag:
Wat?
§6.2 blz. 96 in je WB 
Opdracht 1 en 2, 3A en 5
Hoe?
Eerste 10 minuten in stilte. Hierna mag je samenwerken en overleggen met je buur.
Waar?
in je werkboek! 
Hulp?
- Theorie: Lees eerst de theorie is door!
- Atlas 
- Docent 
Klaar?
Ga dan aan de slag met leren van de begrippen.
Niet af?
Huiswerk voor volgende les
Oefenen met de leerstof
timer
10:00

Slide 15 - Diapositive

Pak je leesboek, schrift, etui en boeken
We beginnen gelijk met de uitleg. 

Slide 16 - Diapositive

Leerdoel
In Europa zijn veel hoogteverschillen: van hooggebergte tot laagland. In deze paragraaf bekijk je welke gevolgen die hoogteverschillen hebben voor de temperatuur en de neerslag.

Leerdoelen:

  • Je kunt de kenmerken van de vorm van Europa beschrijven.
  • Je kent de kenmerken van het reliëf van Europa.
  • Je kent het verband tussen het reliëf en de temperatuur (hoe hoger, hoe kouder).
  • Je kent het verband tussen het reliëf en de neerslag (stuwingsregen en regenschaduw).

Slide 17 - Diapositive

Weer & klimaat
Hoe zit het? Overeenkomst en verschillen tussen het weer en het klimaat.

Het weer: tempratuur, neerslag, wind op bepaalde plaats en bepaalde tijd.

Het klimaat: Het gemiddelde weer in een bepaald gebied over een periode van 30 jaar. 

Slide 18 - Diapositive

Reliëf en temperatuur 

Slide 19 - Diapositive

Reliëf en temperatuur 
In de zomer: 
  • gebergte houdt de koele zeelucht tegen 
  • Warmer in Zweden dan in Noorwegen
  • Gebergte werkt als een klimaatscheiding


• Ander verband reliëf en temperatuur: 100 m stijging = 0,6 ⁰C kouder

Slide 20 - Diapositive

Reliëf en neerslag
Het Scandinavisch Hoogland zorgt voor:
  •  stuwingsregens aan de loefzijd  > Bergen, kust, windkant
  • droogte aan de lijzijde / de regenschaduw > Lillehammer, landinwaarts, niet-windkant
 
Zonder bergen in het kustgebied:
 aanlandige winden brengen neerslag in het binnenland van Europa 
  •  wel geldt: hoe verder landinwaarts, hoe minder neerslag

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Vidéo

Aan de slag:
Wat?
§6.2 opdrachten 6, 7, 10 in je werkboek op bladzijde 97/98
Hoe?
Eerste 10 minuten werk je in stilte aan je opgaven. Hierna mag je samenwerken en overleggen. 
Waar?
in je werkboek! 
Hulp?
- Theorie: Lees eerst de theorie is door!
- Atlas 
- Docent 
Klaar?
Ga dan aan de slag met leren van de begrippen.
Niet af?
Huiswerk voor volgende les
Oefenen met de leerstof
timer
10:00

Slide 24 - Diapositive

Soort neerslag?
Loefzijde
Lijzijde
A
Frontale neerslag
B
Stijgingsneerslag
C
Stuwingsneerslag

Slide 25 - Quiz

De loefkant is de
A
droge kant van de berg
B
natte kant van de berg
C
loefzijde
D
lijzijde

Slide 26 - Quiz

Bij de lijzijde
A
is er sprake van stijgende lucht en droogte
B
is er spraken van stijgende lucht en regen
C
is er sprake van dalende lucht en droogte
D
is er sprake van stijgende lucht en regen

Slide 27 - Quiz