Zinnen maken les 1

WELKOM
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2ISK

Cette leçon contient 37 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 100 min

Éléments de cette leçon

WELKOM

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen vandaag? 

Slide 2 - Diapositive

Zinnen maken - Les 1

Slide 3 - Diapositive

Elke zin bestaat uit 5 stukjes:

Wat - Werkwoord - Waar - Wie - Wanneer

Slide 4 - Diapositive

Volgorde





Wat - Werkwoord - Waar - Wie - Wanneer
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)

Slide 5 - Diapositive

Volgorde





Wat - Werkwoord - Waar - Wie - Wanneer
Wie
Werkwoord
Wanneer
Wat
Waar
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)

Slide 6 - Diapositive

Volgorde





Wat - Werkwoord - Waar - Wie - Wanneer
Wie
Werkwoord
Wanneer
Wat
Waar
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)
Wanneer
Werkwoord
Wie
Wat
Waar
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)

Slide 7 - Diapositive

Volgorde





Een voorbeeld
Wie
Werkwoord
Wanneer
Wat
Waar
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)
Wanneer
Werkwoord
Wie
Wat
Waar
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)

Slide 8 - Diapositive

Volgorde





koopt - een broodje - 's middags - hij - in de winkel
Wie
Werkwoord
Wanneer
Wat
Waar
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)
Wanneer
Werkwoord
Wie
Wat
Waar
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)

Slide 9 - Diapositive

Volgorde





koopt - een broodje - 's middags - hij - in de winkel
Wie
Werkwoord
Wanneer
Wat
Waar
Hij
(2)
(3)
(4)
(5)
Wanneer
Werkwoord
Wie
Wat
Waar
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)

Slide 10 - Diapositive

Volgorde





koopt - een broodje - 's middags - hij - in de winkel
Wie
Werkwoord
Wanneer
Wat
Waar
Hij
koopt
(3)
(4)
(5)
Wanneer
Werkwoord
Wie
Wat
Waar
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)

Slide 11 - Diapositive

Volgorde





koopt - een broodje - 's middags - hij - in de winkel
Wie
Werkwoord
Wanneer
Wat
Waar
Hij
koopt
's middags
(4)
(5)
Wanneer
Werkwoord
Wie
Wat
Waar
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)

Slide 12 - Diapositive

Volgorde





koopt - een broodje - 's middags - hij - in de winkel
Wie
Werkwoord
Wanneer
Wat
Waar
Hij
koopt
's middags
een broodje
(5)
Wanneer
Werkwoord
Wie
Wat
Waar
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)

Slide 13 - Diapositive

Volgorde





koopt - een broodje - 's middags - hij - in de winkel
Wie
Werkwoord
Wanneer
Wat
Waar
Hij
koopt
's middags
een broodje
in de winkel.
Wanneer
Werkwoord
Wie
Wat
Waar
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)

Slide 14 - Diapositive

Volgorde





koopt - een broodje - 's middags - hij - in de winkel
Wie
Werkwoord
Wanneer
Wat
Waar
Hij
koopt
's middags
een broodje
in de winkel.
Wanneer
Werkwoord
Wie
Wat
Waar
's Middags
(2)
(3)
(4)
(5)

Slide 15 - Diapositive

Volgorde





koopt - een broodje - 's middags - hij - in de winkel
Wie
Werkwoord
Wanneer
Wat
Waar
Hij
koopt
's middags
een broodje
in de winkel.
Wanneer
Werkwoord
Wie
Wat
Waar
's Middags
koopt
(3)
(4)
(5)

Slide 16 - Diapositive

Volgorde





koopt - een broodje - 's middags - hij - in de winkel
Wie
Werkwoord
Wanneer
Wat
Waar
Hij
koopt
's middags
een broodje
in de winkel.
Wanneer
Werkwoord
Wie
Wat
Waar
's Middags
koopt
hij
(4)
(5)

Slide 17 - Diapositive

Volgorde





koopt - een broodje - 's middags - hij - in de winkel
Wie
Werkwoord
Wanneer
Wat
Waar
Hij
koopt
's middags
een broodje
in de winkel.
Wanneer
Werkwoord
Wie
Wat
Waar
's Middags
koopt
hij
een broodje
(5)

Slide 18 - Diapositive

Volgorde





koopt - een broodje - 's middags - hij - in de winkel
Wie
Werkwoord
Wanneer
Wat
Waar
Hij
koopt
's middags
een broodje
in de winkel.
Wanneer
Werkwoord
Wie
Wat
Waar
's Middags
koopt
hij
een broodje
in de winkel.

Slide 19 - Diapositive

Volgorde





koopt - een broodje - 's middags - hij - in de winkel
Wie
Werkwoord
Wanneer
Wat
Waar
Hij
koopt
's middags
een broodje
in de winkel.

Slide 20 - Diapositive

Volgorde - Oefenzin 1





gaat - met de bus - in de ochtend - zij - naar school
Wie
Werkwoord
Wanneer
Wat
Waar
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)

Slide 21 - Diapositive

Volgorde - Oefenzin 1





gaat - met de bus - in de ochtend - zij - naar school
Wie
Werkwoord
Wanneer
Wat
Waar
Zij
(2)
(3)
(4)
(5)

Slide 22 - Diapositive

Volgorde - Oefenzin 1





gaat - met de bus - in de ochtend - zij - naar school
Wie
Werkwoord
Wanneer
Wat
Waar
Zij
gaat
(3)
(4)
(5)

Slide 23 - Diapositive

Volgorde - Oefenzin 1





gaat - met de bus - in de ochtend - zij - naar school
Wie
Werkwoord
Wanneer
Wat
Waar
Zij
gaat
in de ochtend
(4)
(5)

Slide 24 - Diapositive

Volgorde - Oefenzin 1





gaat - met de bus - in de ochtend - zij - naar school
Wie
Werkwoord
Wanneer
Wat
Waar
Zij
gaat
in de ochtend
met de bus
(5)

Slide 25 - Diapositive

Volgorde - Oefenzin 1





gaat - met de bus - in de ochtend - zij - naar school
Wie
Werkwoord
Wanneer
Wat
Waar
Zij
gaat
in de ochtend
met de bus
naar school

Slide 26 - Diapositive

Volgorde - Oefenzin 2





morgen - Omar - op school - een toets - maakt
Wie
Werkwoord
Wanneer
Wat
Waar
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)

Slide 27 - Diapositive

Volgorde - Oefenzin 2





morgen - Omar - op school - een toets - maakt
Wie
Werkwoord
Wanneer
Wat
Waar
Omar
(2)
(3)
(4)
(5)

Slide 28 - Diapositive

Volgorde - Oefenzin 2





morgen - Omar - op school - een toets - maakt
Wie
Werkwoord
Wanneer
Wat
Waar
Omar
maakt
(3)
(4)
(5)

Slide 29 - Diapositive

Volgorde - Oefenzin 2





morgen - Omar - op school - een toets - maakt
Wie
Werkwoord
Wanneer
Wat
Waar
Omar
maakt
morgen
(4)
(5)

Slide 30 - Diapositive

Volgorde - Oefenzin 2





morgen - Omar - op school - een toets - maakt
Wie
Werkwoord
Wanneer
Wat
Waar
Omar
maakt
morgen
een toets
(5)

Slide 31 - Diapositive

Volgorde - Oefenzin 2





morgen - Omar - op school - een toets - maakt
Wie
Werkwoord
Wanneer
Wat
Waar
Omar
maakt
morgen
een toets
op school

Slide 32 - Diapositive

En nu zelf...

Slide 33 - Diapositive

Werkboekje
Maak bladzijde 51, 53, 55 & 57

Bladzijde 51 moet deze les klaar zijn!

Begrijp je het niet?
Vraag je buurman of buurvrouw. Weet hij/zij het ook niet, 
steek dan je vinger op. Dan kom ik je helpen.
timer
30:00

Slide 34 - Diapositive

Begrijp ik het?

Slide 35 - Diapositive

Check-vragen
1. 

2.

3.
heeft
in de Zeilstraat
al vijf jaar
Ahmet's vader
een winkel
zet
de vuilniszak
elke dinsdag
de buurman
buiten op de stoep
morgen
brengt
naar het station
hij
zijn vriend

Slide 36 - Diapositive

Check-vragen
1. 

2.

3.

Slide 37 - Diapositive