Taaltrap les 9 Familie

• NT2
• Middelbare school
• vmbo lwoo, b
• Leerjaar 1

Welkom OAZ2!

STARTOPDRACHT
Welke dag is het vandaag?

STARTOPDRACHT
Welke datum is het vandaag?

STARTOPDRACHT
Welke dag is het morgen?

1. maandag
2. vrijdag
3. zaterdag
4. zondag

STARTOPDRACHT
Hoe laat eindigt deze les?

1. 10.15 uur
2. 11.00 uur
3. 11.45 uur
4. 12.15 uur

Taaltrap les 9

Familie

In deze les leer je:

• namen van mensen
• mijn, jouw, zijn, haar
• vragen?
• hebben en zijn

Herhaling

Maria

Eindhoven

Hoofdstraat 12

14 jaar

Nederlandse

vader

oom en tante

broer en zus

moeder

opa en oma

Adres

Woonplaats

leeftijd

nationaliteit

Naam

FAMILIE

9.1 Luisteren

Ga naar pagina 48 van je boek.

1. Maak een boom
2. Schrijf alle namen van jouw familie in de boom

Familie

Een stamboom maken

1. Bespreek de stamboom.

2. Nu jij!

Mijn vader heet................

Mijn moeder heet...............

Ik heet............................

Mijn zusje heet.....................

Mijn broer heet......................

Mijn adres is........................

Mijn nationaliteit is.......................

mijn-jouw-zijn- haar

Kijk, dit is mijn vader

en dit is mijn moeder.

Dat is jouw broer.

Dit is mijn zus.

Wat is jouw naam?

Wat is haar naam?

Zijn naam is Ivan.

Jij hebt een boek.  

Het boek

Het is _______ boek. 

mijn

haar

zijn

jouw

Ik heb een groene laars.

De laars

Het is _______ groene laars. 

mijn

haar

zijn

jouw

Mijn moeder heeft een bloes.

De bloes

Het is _______ bloes. 

mijn

haar

zijn

jouw

Ik heb een kat.  

De kat

Dit is _______ kat. 

mijn

haar

zijn

jouw

Hij heeft een boot.  

De boot

Dit is _______ boot. 

mijn

haar

zijn

jouw

Mijn vader heeft een boom.  

De boom

Het is _______ boom. 

mijn

haar

zijn

jouw

Hij heeft een moeder.  

De moeder

Het is _______ moeder. 

mijn

haar

zijn

jouw

Jij hebt een neus.  

De neus

Het is _______ neus. 

mijn

haar

zijn

jouw

Vul in: ik - mijn en jij - jouw

........      heb een fiets. Het is mijn fiets.

Jij hebt ook een fiets. ............ fiets is groen.

............. fiets is nieuwer dan mijn fiets. 

Ik heb ook een zus. Zij is ............ zus. 

Ik

mijn

jij

jouw

jouw

mijn

9.4 Luisteren

Luister naar de zinnen

9.4

heb

hebt

heeft

hebben

Ik ......... een broer en een zus.

Hij ........... een vader en een moeder.

Wij .......... een hond in ons huis.

Jij  ............  geen broers.

is

ben

bent

zijn

Ik ......... een jongen.

Hij ........... 14 jaar.

Wij .......... nu op school.

Jij  ............  in de klas.

zijn

Wij zijn in de klas.

ik ben

jij bent

hij is  -  zij is

wij zijn

jullie zijn

zij zijn

hebben

Wij hebben een fiets.

ik heb

jij hebt

hij heeft - zij heeft

wij hebben

jullie hebben

zij hebben

Spel

                                 klik hier

Ik weet alle woorden!

😒🙁😐🙂😃