Le Passé Composé (avoir): brugklas

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

wij hebben gepraat (nous - parler)

Passé Composé : 2 delen

- Deel 1: het hulpwerkwoord AVOIR

j'ai

tu as

il / elle / on a

nous avons

vous avez

ils / elles ont

Passé Composé : 2 delen

- Deel 2: het voltooid deelwoord

WW OP -ER: STAM + É

Voorbeelden:

jouer : joué

danser : dansé

aimer : aimé 

regarder : regardé

wij hebben gekeken
(nous .... regarder)

1. nous regardons
2. nous avons regardé
3. nous avez regardé
4. nous avons regarde

avoir
=
hebben

Avoir: il,elle,on

Avoir: nous

Avoir: vous

Avoir: ils,elles

Avoir: tu

Avoir: j'

avons

ont

ai

avez

as

a

We gaan ermee oefenen!
Ik heb gedanst.

1. Je danse
2. Je suis dansé
3. J'ai danse
4. J'ai dansé

Zij heeft gekeken.

1. Elle a regardé
2. Elle a regarder
3. Elle regardé
4. Elle a regarde

Jullie hebben gegeten.

1. Vous avez mangée
2. Vous mangé
3. Vous avez mange
4. Vous avez mangé

Wij hebben gespeeld (nous - jouer).

Jij hebt gewonnen ( tu gagner).

Zij hebben gewerkt (Ils - travailler).

u heeft gekeken (vous - regarder)

ik heb geluisterd (je - écouter)

wij hebben gepraat (nous - parler)

zij heeft gegeven (elle - donner)