Hs 5 Bron C Leesvaardigheid

• Spaans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

Bienvenidos

En la mesa:

• un bolígrafo
• TB, WB

Programma

1. Een inleiding tot het leesthema
2. Bron C- Paso Adelante HS 5
3. Leesstrategieën in het kort.
4. Lezen
5. Nakijken 
6. Afsluiten

Leerdoelen

1. Een tekst lezen over winkelen en geld. 
2. Vocabulaire gebruiken over winkelen, zakgeld en gadgets.
3. Lees strategieën toepassen.

Camilo critica la superficialidad en 'Ropa Cara'; "una historia basada en hechos reales"

Camilo bekritiseert de oppervlakkigheid in ‘Ropa Cara’; “een verhaal gebaseerd op ware gebeurtenissen”

'Ropa cara' vertelt het verhaal van een jongen die indruk wil maken op een meisje en daarom dure kleding draagt die hij later moet teruggeven omdat hij die niet kan betalen, of een auto leent om haar op te halen. Op dezelfde manier pleit hij ervoor om onze essentie voor niemand te veranderen.

• Camilo es un cantante.
• Describe a Camilo.
• Noteer drie woorden uit het liedje in je schrift, met vertaling.

Leesstrategieën (repaso)

A) OBSERVAR en texto juntos:

1. Los títulos: TRABAJAR PARA LA MARCA DE MODA ZARA  y  ZARA Y SU GENTE
2. Los subtítulos
   
3. Las fotografías
   
4. Hacer predicciónes
5. Los tipos de texto
6. El vocabulario

B) LA LECTURA GLOBAL

1.  La introducción
2. Las últimas oraciones del texto
3. Hacer las preguntas: Qué es, dónde es, cuándo, porqué, cómo?

C) HACEMOS LOS EJERCICIOS

1. Leer primero las preguntas! Dan weet je naar welke info je op zoekmoet gaan in de tekst. 

Zara y su gente

HACER en parejas: 

TB pág.56-57 (Bron C uit hoofdstuk 5)

WB p. 57 oef. 9 (a,b, c) & 10 (a,b,c)

Snel klaar?

WB p. 59 oef. 11 

- Revisamos respuestas

¿Qué más has aprendido?

Kijk terug op deze les:
Wat ging goed en wat kan beter?
Denk aan lesinhoud, vorm, werksfeer etc.

Los deberes

Estudiar: 

- H5 bron D

- Vocab 5.2

Hacer: 

- Luister het liedje van Camilo (zie deze lessonup) en vertel in eigen woorden waar het over gaat. 

- H5 oef 9, 10, 11, 13

Meewerkend en lijdend voorwerp

Objeto indirecto (meewerkend voorwerp)

• Compro un regalo para ti. -> Te compro un regalo.
• DIALOGO: ¿Me compras un regalo? -> Si, te compro un regalo. / No, no te compro un regalo.

Objeto directo (lijdend voorwerp)

• Compro un regalo para ti. -> Lo compro para ti.
• DIALOGO: ¿Compras un regalo para mi?  -> Si, lo compro para ti. / No, no lo compro para ti. 

En nu vervang je zowel lijdend als meewerkend voorwerp.

• DIALOGO: ¿Me compras un regalo? -> Si, te lo compro. / No, no te lo compro. 

                                          =>  ESTUDIAR: fuente D, TB p.58 (lijdend voorwerp)

Is het lijdend voorwerp een persoon? 

Dan 'a' voor het zelfstandig naamwoord of de eigennaam. 

Lijdend voorwerp.
De plek van me, te, lo/la, nos, os, los/las
is:

1. na het onderwerp van de zin
2. voor de persoonsvorm
3. voor de persoonsvorm, of achter het hele werkwoord plakken
4. voor de persoonsvorm, of voor het hele werkwoord

Portfolio: escribir, tarea H6

Starten met de tarea van H6:

TB p.76 + WB p.119-121. 

• Lees eerst de pagina in het tekstboek.
• Volg daarna de stappen in het werkboek.
• Deze stappen leiden tot het schrijven van een artikel over een land

LET OP: gebruik de frases clave E en J (TB p. 70 en p.75), 

gebruik ook de grammatica en vocab die je hebt geleerd. 

GEEN google translate en geen teksten van internet!

Entregar: 22 de diciembre de 2022 (voor feedback, niet voor een cijfer)

Reglas

1. groeten bij binnenkomst, geen jassen of telefoons in de klas (telefoon meteen in de muurtas)
2. spullen en huiswerk in orde
3. bij binnenkomst rustig op eigen plaats gaan zitten
4. als de docent spreekt, ben je stil
5. vragen? hand opsteken
6. computer alleen gebruiken voor de les, en alleen indien de docent dat vraagt (dus geen andere bestanden, sites, mail of meldingen open hebben staan)

                                                 

                                    Respecteer elkaar, en elkaars spullen!

Info opdracht leesvaardigheid

Cultura en el mundo hispanohablante: Colombia o Ecuador.

• en grupos de 2 personas
• seleccionad un país, Colombia o Ecuador
• Leed el texto ' Presentación" + contestad las preguntas.
• Seleccionad otro texto sobre el mismo país, leed + contestad las preguntas.

Entregar: 18 december nabespreken in de les

Info Tarea Escribir: '¿Adónde vamos?'

Hacer: Tarea, Werkboek B p.119-121 + TB p.76

Entregar: 8 januari 2024 nabespreken in de les

Info ICT, huiswerk

Lessonup.app:   

• aanmelden, linkje staat in magister bij de eerste les Spaans van dit schooljaar. 

Huiswerk:

• Op magister staat je rooster, maar het huiswerk staat op Teams. Houd het huiswerk goed bij!
• Er is een Tegel in Teams voor jouw cluster Spaans

Programa

1.  INFO

2. INTRO H5: 'El dinero viene y va' 

• Intro Bilbao
• Vocab 5.1 + Ejercicios WB p.49-51

3. ESCUCHAR; Empiezan las rebajas,

• A, ejerc. 3-4

4. GRAMÁTICA: meewerkend voorwerp, H4 gram. D + H5 ejercicio  12

Ropa cara (Camilo)

Practicar: Pretérito indefinido

EXPLICACIÓN

• in welke situaties je de verschillende verleden tijden gebruikt, TB p.101-102 nr. 21.  Zie ook de korte uitleg op de volgende slide.
• vervoegingen regelm. ww (TB p.27) 
• vervoegingen onregelm. werkwoorden (TB p.51)

OPDRACHT: Kies optie 1 en/of optie 2 (volgende slides, blauw)

Pretérito indefinido

Opción 1: Practicar las conjugaciones

Je oefent nu online met:

• kies werkwoorden uit de woordenlijst van dit hoofdstuk en uit de groene grammaticablokken van de 'indefinido'

Ga naar Verbuga.(google op 'verbuga Spaans')

Links: vink de werkwoorden aan die je gaat oefenen

Rechts: klik op 'pretérito indefinido'

Opción 2: El uso de los pasados

Zoek in de leestekst bron C zinnen waarin een verleden tijd voorkomt. 

Schrijf die zinnen op. 

Leg uit waarom perfecto / imperfecto / indefinido in die zinnen wordt gebruikt en wat het werkwoord in die zinnen precies betekent. 

Zoek ca. 5-8 zinnen.

Necesitas ayuda?

Lee TB p.101-102, nr. 21

REFLEXIÓN

vocab 4.2
de taille, het middel

1. la cintura
2. la joven
3. el hombro
4. apenas

Frases clave.
Traduce:
Dat lijkt me goed.

1. Te llevo una revista.
2. Me parece bien.
3. Me duele la pierna.
4. Estoy enfermo.

Pretérito indefinido (verbos regulares):

Van 2014 tot 2018 woonden we in Leusden.

1. De 2014 a 2018 vivieron en Leusden.
2. De 2014 a 2018 vivimos en Leusden.
3. De 2014 a 2018 viviste en Leusden.
4. De 2014 a 2018 vivisteis en Leusden.